Af en toe valt er ook gewoon nog iets te lachen. Ik zie het beeld voorbijkomen van een volle tweede kamer die hard stond te klappen voor Oekraïne, het land waar de Russen binnenvielen na ongeveer dertig jaar te zijn geprovoceerd door het Westen, de Verenigde Staten voorop, met het kwispelende poedeltje genaamd de EU in haar kielzog. Daar stonden onze politieke helden, te klappen voor een oorlog waarin een hele generatie Oekraïense jongens en mannen de dood vindt op het slagveld.
En toen wilde Tjeerd de Groot naar de boeren. Maar hij durfde niet. Want zijn veiligheid was niet gegarandeerd.
Ik denk dat hij van de boeren nog een kopje koffie gekregen had ook. En misschien zelfs wel een koekje.
Maar Tjeerd durfde niet. Bang dat er stikstof in het koekje zat. Of ammoniak in zijn koffie.
De held.
Van mijn vader had hij geen kopje koffie gekregen. Mijn vader kreeg een rode waas voor de ogen als hij dit slag in het vizier kreeg. En ik inmiddels ook. Ik denk dat het deel van de broek waar de bips van Tjeerd zit na een bezoekje aan de boerderij van mijn vader de vergelijking met tule goed zou kunnen doorstaan. Hij zou er de vijftand nog een keer extra voor slijpen. Om even te prikken in die witte platgezeten ambtenarenkont van Tjeerd.
Tjeerd de Groot is wat mijn vader een ‘beroepsuitvreter’ placht te noemen. Nog nooit een slag gewerkt in zijn leven. Hij is het mismaakte product van onze tijd: studeerde bestuurskunde, een studie die geen studie is. Het is de illusie van de moderne tijd, dat je zonder grondige kennis en veel ervaring iets nuttigs zou kunnen doen bij een bedrijf. Het is vergelijkbaar met het opleiden van een kapitein door hem vier jaar naar een roer te laten kijken en eraan te laten draaien zonder dat er een schip aan vast zit. Om hem dan een diploma te geven dat hem toestaat een tanker te besturen.
Na zijn studie bleef Tjeerd nog vier jaar hangen op de universiteit. Om te promoveren: ‘EU-onderhandelingen over hervormingen van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid.’ Ik vraag me af of de oplage zo groot was dat er een boom voor gekapt moest worden. Ik denk dat wat dorre takjes voldoende waren. Kan nu zo, CO2 neutraal, de biomassacentrale in.
Tjeerd ging werken op het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Niet dat hij daar iets van wist, maar als hij ging fietsen zag hij wel eens een stuk land en soms zelfs een koe. Boehoe. En in het restaurant at hij wel eens een visje. En zonder dat hij een koe had gemolken, een kropje sla had geoogst, en zonder er een biet van te begrijpen werd onze Tjeerd er zelfs directeur. En natuurlijk werd hij adviseur van Laurens Jan Brinkhorst: ja, u kent hem vast nog wel. Hij liet een groot deel van de veestapel ‘ruimen’. Omdat dat moest van de EU. Want dat waren nu eenmaal de regels.
Niet omdat het nodig was, want er is een goed vaccin. Zowaar een steriliserend vaccin. Maar ook Laurens Jan Brinkhorst was een saaie bureaucraat waarvoor Hannah Arendt ons waarschuwde. Hij deed gewoon zijn werk. Hij voerde gewoon een opdracht uit. Ongeacht de gevolgen voor boeren en hun gezinnen. Een beetje draaien aan het roer. En Tjeerd draaide met hem mee. En het was daar waar hij D66 leerde kennen. En D66 hem.
Ik protesteerde me suf, en hing overal posters op, verbijsterd over zoveel waanzin. En woest over zoveel onrecht en zoveel leed dat de boeren toen al werd aangedaan. Het hielp niets, behalve dat er de kiem van mijn minachting en haat jegens deze empathieloze beroepsuitvreters werd gelegd.
Voor hen geen koeien, geen kropjes sla, maar vooral veel bieten. Boven op een maatpak en een stropdas geplakt. Of op een kek jasje met daaronder een leuk rokje. Nog nooit een slag gewerkt, nog nooit enige ervaring opgedaan in de praktijk, nog nooit de handen vuilgemaakt, alleen maar met de rode biet boven het stropdasje op een kantoorstoel gezeten.
Dit verschrikkelijke volk bestuurt ons land. Een beetje draaien aan het roer. Maar geen idee waar het schip naar toegaat. Deze virtuele deskundigen met hun paranoïde modellen. Deze professoren in de weetnietkunde, zoals mijn vader ze definieerde. De wereld vergaat, en zij gaan ons redden. Denken ze. Nog een paar keer draaien aan het roer. Dan komt het goed. Beroepsuitvreters bij uitstek. Met Tjeerd de Groot als pareltje van de beroepsuitvreters, naast de andere roergangers zonder kompas Jan Paternotte en Sjoerd Sjoerdsma.
Het trio weetniks, kanniks en snaptniks. Non-valeurs tot de 3e macht. Te lui om te werken en te dom om een echt vak te leren. Aldus mijn vader.
En deze mensen denken niet alleen dat ze de wijsheid in pacht hebben, en ze denken niet alleen te kunnen voorspellen hoe de toekomst er uit gaat zien, nee, ze denken ook dat iedereen het met ze eens is. En wie dat niet is, is simpelweg een minderwaardig rechts-extremistisch mens.
Maar was het maar dat deze mensen alleen nutteloos zijn. Dan was het niet zo erg. Maar het zijn niet alleen maar elitaire non-valeurs. Ze zijn gevaarlijk. Omdat alles moet wijken voor hun milieuterreur. Omdat alles en iedereen moet wijken voor hun uit gebakken lucht bestaande overtuigingen en hun virtuele waarheden. En wie niet wijkt moet gewoon ‘geruimd’ worden. Tjeerd heeft een goede leermeester gehad.
Totdat ze alleen overblijven. Met het roer. Zonder schip. Alleen de biet is er nog. Bovenop de romp.
Mijn oude vader heeft opnieuw gelijk gehad.