Het is al laat op de zaterdagmiddag als ik de drogisterij binnenloop, vanzelfsprekend zonder mondkapje. De medewerkers van de drogist kijken even naar me, maar door hun mondkapje kan ik niet van hun gezicht aflezen wat ze denken van mijn publieke weigering tot het dragen van een mondkapje. Ze zeggen er in ieder geval niets van en gaan verder met hun werk. Mijn jongste zoon, bijna zes jaar oud, is bij me en voor hem is de aanblik van de mensen met mondkapjes op hun gezicht al zo normaal dat hij er geen vragen meer over stelt. Dat is bijzonder, omdat hij zich normaal gesproken verwondert over alles wat hij ziet, hoort en meemaakt en daar ook vragen over stelt, aan iedereen die maar naar hem wil luisteren.