Humor in de geneeskunde

Heel af en toe plaats ik een gastblog: enerzijds omdat ik enorm vereerd ben door het verzoek. Anderzijds omdat de auteur als co-assistent bij mij de beginselen van de neurologie heeft geleerd, en ik een hele bescheiden bijdrage heb geleverd aan haar opleiding. En in dit geval niet in de laatste plaats omdat ik de blog ontzettend goed vind!

Let ook even op de naam van de auteur. Overigens, deze dame heeft in haar jeugd wel meer dan genoeg Brinta gegeten, en als je dit durft te schrijven, en in staat bent om dit te schrijven, beschik je niet alleen over een kristalheldere en schrandere geest, maar ook over een rechte rug, en een ijzersterk karakter.

Van deze mensen kunnen we er nooit genoeg hebben in de geneeskunde.

Jaren geleden kocht ik in een Terschellings antiquariaat een beduimeld boek genaamd ‘Humor in de geneeskunde’. Het staat vol met oubollige cartoons, vaak met Franse of Duitse onderschriften. Vraagt de dokter aan een kersverse vader: ‘Wat wilt u het eerst zien, het kind, de moeder of de rekening?’ Woeha. Ik heb het al een paar keer doorgebladerd, maar er staat niks in waar ik om moet lachen.

Dit in schril contrast tot de echte geneeskunde, waar ondanks alle ellende genoeg te lachen valt. Ik heb er tijdens mijn coschappen een antropologische studie van gemaakt om de soortelijke humor van verschillende specialismen te karakteriseren. Huisartsen, kinderartsen en geriaters zijn lieverds: geweldig aan het ziekbed van je oma of je neefje, maar je moet ze geen grappen laten maken. Neurologen doen het al beter: die hebben een soort onderkoelde, Britse humor waarvoor je op moet letten. Internistenhumor grenst soms aan het passief-agressieve. Ik herinner me een hematoloog die tijdens de overdracht een bijzonder basale vraag stelde, wachtte tot de braafste coassistent antwoord gaf en vervolgens uitriep: ‘Wat goed dat jij dat wéét! Slow clap, jongens, met z’n allen!’ Door naar de gynaecologen: die gaan te veel om met vrouwen om grappig te kunnen zijn (lieve gepensioneerde mannelijke lezers van Medisch Contact, voordat u weer eens in uw paternalistische pen klimt: ook dit was een grap). Longartsen en cardiologen nemen de rondbuikige humor van hun bourgondische patiënten over. En psychiaterhumor is zelfs voor hun patiënten onnavolgbaar. Nee, na jaren van diepgravend onderzoek concludeer ik: als je echt wil lachen in de medische wereld, moet je bij de chirurgen zijn.

Ik stond ooit als coassistent klemmen vast te houden bij een mastectomie met mamma-reconstructie. Ondertussen deden de oncologisch chirurg en de plastisch chirurg een wedstrijdje sterke verhalen vertellen. ‘Weet je nog’, zei de oncologisch chirurg, ‘die bejaarde dame met enorme borsten die we laatst hebben geopereerd?’ De plastisch chirurg knikte instemmend. De oncologisch chirurg wendde zich tot mij en vervolgde zijn verhaal: ‘Ze was door het gewicht van die borsten helemaal krom gegroeid. Toen ik haar onderzocht, bleek er eelt op de tepels te zitten doordat ze tijdens het lopen over de grond sleepten!’ ‘Écht?’, vroeg ik naïef. ‘Ja, echt waar!’, riep het snijdende duo in koor. Pas toen ik deze anekdote ’s avonds aan een huisgenoot vertelde, begon het me te dagen dat ik weleens in het ootje genomen zou kunnen zijn.

Het toppunt van humor in de geneeskunde vind ik echter de contactadvertenties in Arts & Auto. Mijn voorvaderen waren geen artsen, moet u weten, maar boeren, en waar ik vandaan kom bestaat vermaak uit carbidschieten, brommers kiek’n en heidense volksfeesten (en bier, veel bier). Daarom vormden de ‘ledemaatjes’, waar zeilboten, vakantiehuizen in de Provence en welgestelde weduwes werden aangeboden, voor mij als jonge student een amusant inkijkje in een exotische subcultuur. Hier een contactadvertentie uit omstreeks 2013, die ik destijds heb uitgeknipt en bewaard. ‘COPAIN/MAATJE. Vrouw, 61 jaar, med. voorbij, 1.75 m, slank. Grote liefde voor wijngaard, oceaan, Bordeaux (wonen? ged?), complexe wijnen. Autonoom, sensitief, eerlijk, praktisch en romantisch. Zoekt dito man, niet-roker, 57-67 jaar. Geen buik, baard, snor. Humor, karakter en echte wijnliefhebber. Musea, kunst, klassiek piano, sterretjes eten ev. Liefst met foto.’ Zeg nou zelf, wie heeft er nog satire nodig als de karikaturen over straat lopen?

Naschrift: humorloosheid in de geneeskunde

Bovenstaande blog was eigenlijk bedoeld voor de website van Medisch Contact, waar ik sinds een paar maanden voor schrijf. Het stuk werd echter gecensureerd door de hoofdredactie. Kunt u raden waarom?

Ik zal het struikelblok verklappen: het ging om de eeltige-tepelgrap in de derde alinea. De hoofdredacteur – een gynaecoloog – wilde zo graag de illusie in stand houden dat artsen nooit grappen maken over patiënten, dat hij mij persoonlijk opbelde om uit te leggen waarom hij de publicatie van het stuk had verboden. Er volgde een tragikomisch gesprek, waarin al mijn argumenten gepareerd werden met zijn mening dat de grap ‘smakeloos’ was. Dat terwijl het volgens mij zonneklaar is dat het hier over een overduidelijk fictieve patiënte ging, en dat er maar één iemand op de hak werd genomen: ikzelf, de naïeve coassistent.

Bovendien is het natuurlijk een utopie dat dokters nooit patiëntgerelateerde grappen zouden maken, al helemaal op de OK. Als de redactie dat erg vindt, moet ze zich inspannen om artsen op te voeden, niet om waargebeurde publicaties over het onderwerp te dwarsbomen. Maar daar zit nu juist het pijnpunt: de hoofdredacteur vindt het eigenlijk helemaal niet erg dat er grappen worden gemaakt over patiënten, hij vindt het erg dat ‘het merk Medisch Contact’ wellicht reputatieschade zou leiden door mijn blog. Hij zei het zelf in het telefoongesprek: hij was bang dat het stuk ‘uit zijn context zou worden gerukt door GeenStijl’. Dit getuigt mijns inziens van een pathetische zelfoverschatting – ik vermoed dat het GeenStijl aan haar reet zal roesten wat wij allemaal zeggen in ons cirkeltrekkende artsenwereldje. Hierop had de hoofdredacteur nog één troef: mijn blog zou kwetsend zijn voor patiënten. ‘Stel dat je een vrouw bent die de volgende dag wordt geopereerd en je leest dit, dan ga je toch met een onveilig gevoel de operatiekamer in?’ Ik antwoordde dat ik me moeilijk kon voorstellen dat er een lezeres zou zijn die na lezing van mijn blog verontwaardigd uit zou roepen: ‘Verrek, dit gaat over mij! Ik heb óók zulke lange borsten dat ze over de grond slepen en eeltig zijn!’ Hierop antwoordde de hoofdredacteur met zijn favoriete dooddoener: hij vond het een kwestie van slechte smaak.

In het kader van smaak is het aardig om te benoemen dat de hoofdredactie een paar maanden geleden geen enkele moeite had met het plaatsen van een ‘deskundige’ reactie van Marcel Levi op mijn eerste artikel in Medisch Contact. Ik had een ludiek stuk geschreven over de schadelijke effecten van promotiedruk in de geneeskunde. Levi (topman van University College London Hospitals en voorzitter van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) was erbij gehaald voor een ‘expert’s opinion’. Hij bleek echter in plaats van inhoudelijke en nuancerende argumenten, enkel riekende ad hominems te hebben verzonnen. Mijn observaties waren ‘gratuit’, zouden ‘wellicht zelfs niet voldoende worden bevonden voor een opstel op de middelbare school’ en waren ontsproten aan ‘een licht verward brein’. Ik was niet de enige die het een vreemde reactie vond, getuige de tientallen verontwaardigde reacties onder het stuk en in mijn mailbox. De hoofdredactie van Medisch Contact lijkt mij dus niet echt een autoriteit op het gebied van goede smaak.

De geneeskunde is een prachtig vakgebied, maar dat wist u heus al wel. Ik schrijf in mijn blogs dus liever over de hiërarchie en het drukkende conformisme van de medische wereld. De angstige reactie van Medisch Contact op mijn blog over humor in de geneeskunde lijkt me hiervan een tekenend voorbeeld.

Linda Jolink, zesdejaars geneeskundestudent

Update: over smaak valt niet te twisten

Drie dagen nadat ik de hoofdredacteur van Medisch Contact had ingelicht dat deze blog was verschenen, kreeg ik een mailtje terug: ik had ons telefoongesprek ‘eenzijdig en onjuist’ weergegeven, dat konden ze ‘niet waarderen’, en vanwege deze ‘ernstige vertrouwensbreuk’ was er wat hen betreft ‘onvoldoende basis voor het voortzetten van onze samenwerkingsrelatie’. In normaal Nederlands: je bent ontslagen!

Op mijn vraag wat er precies eenzijdig en onjuist was aan mijn weergave wil de redactie alleen ‘face to face’ antwoord geven. Daarom heb ik er zelf maar over nagedacht. Ik heb juist geprobeerd alle argumenten van de hoofdredacteur te noemen zodat de lezer zelf een oordeel kan vormen. Echter, mijn interpretatie dat de redactie koste wat kost de illusie in stand wilde houden dat artsen geen grappen maken over patiënten, is bij nader inzien niet juist. Tijdens het telefoongesprek zei de hoofdredacteur meermaals dat ik wel iets mocht schrijven als: ‘Er worden soms zulke harde grappen gemaakt over patiënten onder narcose, daar lusten de honden geen brood van en ik durf het niet eens op papier te zetten.’ Of: ‘Hier stond een gecensureerde anekdote die zo smakeloos is dat ik hem niet eens durf te herhalen.’ (Op mijn weerwoord dat ik de grap niet smakeloos vond en wel durfde te herhalen, ging de hoofdredacteur niet in.) Met andere woorden: ik mocht van de redactie wel schrijven over grappen over (fictieve!) patiënten, maar alleen als ik deed alsof ik er heel verontwaardigd over was en de grap zelf censureerde; die moest van de hoofdredacteur ‘bij het koffiezetapparaat of de vrijdagmiddagborrel blijven’. Volgens hem was het verhaal ‘misschien nog wel sterker’ als ik dit voorbeeld niet noemde. ‘Het is niet dat we dingen willen verzwijgen, maar het is de explicitering waarvan wij zeggen: ja, nu wordt het gewoon echt smakeloos.’

Ik blijf bij mijn interpretatie dat het de redactie hier niet gaat om patiëntenwelzijn, het opwekken van een discussie (wat volgens de hoofdredacteur beter lukt door het poneren van een vooringenomen stelling die ik niet eens meen, dan door een concreet, waargebeurd voorbeeld) en al helemaal niet om literaire kwaliteit. Voor Medisch Contact kan er maar één de belangrijkste zijn: ‘het merk Medisch Contact’.