Onkruid in de Wetenschapstuin

Sinds kort heb ik de geneugten leren kennen van het werken in mijn eigen tuin. Het is inspannend en dus goed voor lijf en leden, maar veel minder saai dan sporten. Ik kan er heerlijk mijn hoofd mee leeg maken, en ik haal ook nog eens een frisse neus. Verder brengt het licht in mijn wat somberende hersenpan, en dat is broodnodig omdat het daarbinnen de laatste tijd enigszins donker is.

Maar om te kunnen genieten van groeiende en bloeiende planten moet er hard gewerkt worden. Er moet gespit, gezaaid, bemest, gesnoeid en geschoffeld worden, om uiteindelijk te kunnen genieten van alle pracht en praal die de natuur in mijn tuin te bieden heeft. Als de zon schijnt moet er tijdig worden gesnoeid en als het te hard regent moet ik de afwatering op orde maken.

Maar hoe hard ik ook werk en hoezeer ik mijn best ook doe, niet alles groeit en bloeit zoals ik dat zou willen. Sommige planten verzuipen en gaan dood als het drie weken achter elkaar regent. Andere planten verschroeien juist onder de alles verzengende koperen ploert wanneer die dagenlang hoog aan de hemel staat.

Behalve het onkruid.

Of het nu vier weken lang veertig graden is met een brandende zon en zonder een spatje regen, of men drijft door maandenlang aanhoudende waterhozen de tuin uit, het onkruid groeit altijd en overal, ongehinderd door een overmaat aan zon of regen, en zonder ook maar de minste behoefte aan compost of mest.

En dat brengt me opnieuw bij Maarten Keulemans, wetenschapsredacteur bij de Volkskrant.

Ik ben Maarten Keulemans al twee keer eerder energiek met de literaire schoffel te lijf gegaan, maar net zoals het onkruid in mijn tuin, heb ik het ene journalistieke veldje met het onkruid genaamd Maartenkruid nog niet geschoffeld, of op een ander veldje steekt het de kop al weer boven het journalistieke maaiveld uit.

En dus moet er waarschijnlijk opnieuw flink geschoffeld worden.

De aanleiding voor deze schoffelsessie is het volgende artikel met de titel: ‘Is het virus minder dodelijk dan we dachten?’[1]

Dit artikel van Maarten Keulemans gaat opnieuw over de studie van John Ioannidis, toonaangevend epidemioloog en hoogleraar aan Stanford University, tevens meest geciteerde wetenschapper ter wereld. De studie heeft inmiddels het proces van ‘peer review’ doorstaan, hetgeen zoveel wil zeggen dat het beoordeeld en goedgekeurd is na een kritische analyse door andere ter zake deskundige wetenschappers.[2]

Nog voordat deze studie pril en groen de eerste blaadjes boven het journalistieke maaiveld uitstak, werd de tuin alweer overwoekerd door de insinuaties en verdachtmakingen van het journalistieke onkruid van de Volkskrant, de literaire Japanse Duizendknoop, genaamd Maarten Keulemans.

In een poging dit onkruid te bestrijden schreef ik al eerder enkele blogs, maar het schoffelen van het journalistieke onkruid dat Maarten Keulemans heeft niet mogen baten. Want tegen deze journalistieke duizendknoop is geen kruid gewassen. Hier moet het hele veldje worden afgegraven. Grondig en volledig. Daar zal ik dus energiek en met frisse moed aan beginnen

Ik neem u mee naar stelling 1 van het artikel van Maarten Keulemans uit de Volkskrant:

‘De WHO heeft het sterftecijfer drastisch verlaagd’ (Beoordeling: onjuist)’

Het gaat om de geschatte Infection Fatality Rate (IFR) aan de hand van 61 gepoolde studies, met in totaal 74 schattingen van de IFR en acht voorlopige nationale schattingen van de IFR. Kort samengevat wordt in deze studies het totale aantal mensen dat overleden is aan COVID-19 gedeeld door het totale aantal mensen dat besmet is met SARS-CoV-2.  Het aantal besmettingen wordt daarbij geschat aan de hand van testen op antistoffen tegen SARS-CoV-2 in het bloed. Het opzetten van een dergelijke studie is bepaald niet gemakkelijk, en dat is nog een understatement. Ik zal hier niet uitgebreid op ingaan, maar zal slechts enkele problemen die hierbij ontstaan bespreken.

Zo is het bijvoorbeeld niet eenvoudig om betrouwbaar en consistent te registreren waaraan mensen in werkelijkheid overlijden. Enerzijds kan het aantal mensen dat overlijdt aan COVID-19 worden onderschat, simpelweg omdat niet iedereen die ziek wordt en overlijdt aan COVID-19 in de gelegenheid is om naar het ziekenhuis te komen, en dus ook niet zal overlijden in het ziekenhuis. Dit speelt vooral in onder andere Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse landen. Wanneer mensen overlijden zonder dat vermeld wordt dat COVID19 de oorzaak was, worden deze mensen uiteraard niet als Coronadode geregistreerd. Dit kan lijden tot een forse onderschatting van de sterfte aan Covid-19 en bijgevolg zal ook de IFR  fors onderschat worden

Aan de andere kant is er een redelijk grote kans op overschatting van de sterfte aan COVID-19, vooral in de ontwikkelde westerse landen. Het is bijzonder aannemelijk dat dit ook in ons land het geval is. Zo was en is in de Nederland se verpleeghuizen een ‘verdenking op COVID-19’ voldoende om dit als doodsoorzaak op het overlijdensformulier in te vullen. Hierbij hoeft geen rekening te worden gehouden met andere aandoeningen waar de overledene aan leed, en een besmetting met SARS-CoV-2 hoeft zelfs niet te worden aangetoond. Wanneer er wel Covid-19 wordt vastgesteld bij een oudere die komt te overlijden, dan nog is het lastig te bepalen of niet een andere onderliggende aandoening (mede) de oorzaak is van het uiteindelijke overlijden. Dit geheel volgens de Wet van de Concurrerende Doodsoorzaken, die bij het stijgen van de leeftijd steeds meer gaat gelden. Bovendien weten we uit allerlei studies naar de oorzaken van overlijden, dat de klinische diagnose bij obductie in een significant deel, dat naar schatting in 10-25% van de gevallen de klinische diagnose bij obductie niet blijkt te kloppen.[3] Alleen al de verandering van het handmatig naar automatisch registreren van de doodsoorzaak maakte dat de percentages van de verschillende geregistreerde doodsoorzaken aanzienlijk veranderde.[4]

Op 1 oktober 2018 vroeg de hoogleraar pathologie Jan van der Tweel samen met Peter Harteloh, arts bij het CBS en Peter de Leeuw, internist, ook al eens aandacht voor het grote aantal verkeerd ingevulde overlijdensformulieren.[5] Er werden zelfs doodsoorzaken ingevuld die nooit een primaire oorzaak hadden kunnen zijn. Hartfalen is een voorbeeld van een dergelijke diagnose, omdat dit altijd een gevolg is van een hart- of longziekte en dus nooit de primaire doodsoorzaak kan zijn.

Zij deden een klein onderzoek onder verschillende artsen die met enige regelmaat een overlijdensformulier invulden. Zij kregen een aantal casus voorgelegd waarbij ze de primaire doodsoorzaak moesten bepalen. In gemiddeld 18% van de gevallen werd de verkeerde oorzaak van overlijden ingevuld, maar dit percentage varieerde voor de verschillende casu van minder dan 40 tot ongeveer 98%. Als oorzaken werden onder andere de complexiteit van het formulier genoemd, en het invullen van de overlijdensformulieren door arts-assistenten, terwijl juist zij degenen zijn die de ze het vaakst invullen. In de afgelopen 10 jaar heb ik als neuroloog slechts enkele malen een overlijdensformulier ingevuld, en dan vrijwel alleen als ik zelf de voorwacht deed, die normaal gesproken door de arts-assitent wordt gedaan. Terwijl ik dat als neuroloog-in-opleiding op zijn minst wekelijk deed, en regelmatig meerdere keren per week.

De verklaring is dat tijdens een drukke avond- of nachtdienst het zorgvuldig invullen van het doodsoorzakenformulier geen prioriteit heeft. Bij mij ontbrak het niet zelden aan tijd, maar ook aan de lust om uitgebreid de status door te nemen, om zodoende niet alleen de juiste doodsoorzaak te vinden, maar ook de aandoeningen die bij hadden gedragen aan de uiteindelijke doodsoorzaak. Laat staan dat ik de tijd nam om de andere onderliggende aandoeningen allemaal te vermelden. Een arts-assistent in de avonddienst die erg druk is, is al blij wanneer hij snel de vermoedelijke primaire doodsoorzaak heeft gevonden, en laat de andere invulvelden voor wat ze zijn. Dat geldt ook voor de arts-assistent die ‘s nachts wakker wordt gebeld omdat een patiënt overleden is. Dan is het hoogste doel om zo snel mogelijk terug te keren naar het bed, omdat er een redelijke kans is dat de telefoon die nacht nog vaker overgaat. Bovendien kent de dienstdoende arts-assistent de overleden patiënt vaak niet of slechts op afstand via de overdracht. Hoe dan ook, de patiënt is dood, en dat is het belangrijkste. Een dode patiënt die onverhoopt weer tot leven komt, zal zich waarschijnlijk beklagen over een verkeerd ingevuld overlijdensformulier, maar het formulier zelf doet dat over het algemeen niet. Zo heb ik maar zelden het vakje c en d van het formulier ingevuld, en regelmatig ook het vakje b niet. En voor andere artsen geldt dat waarschijnlijk ook in meerdere of mindere mate.

Een laatste gegeven is de zeer beperkte ruimte voor andere onderliggende aandoeningen. Als er een zeer oude patiënt met een dementie komt te overlijden, die ook een longontsteking en/of een urineweginfectie heeft, en verder lijdt aan diabetes mellitus, drie keer een hartinfarct heeft doorgemaakt, perifeer arterieel vaatlijden heeft en bekend is met hartfalen, is er te weinig ruimte op het formulier om dit allemaal op te schrijven. Bovendien is het onbegonnen werk om vast te stellen welke van deze aandoeningen nu precies de directe oorzaak van het overlijden was, laat staan dat het haalbaar is om de verschillende aandoeningen in een logische volgorde te zetten, om zo te weten te komen welke aandoening op welk moment heeft bijgedragen aan het overlijden. En dergelijke patiënten zijn in het ziekenhuis, en zeker in het verpleeghuis, meer de regel dan de uitzondering. Hoe gecompliceerd het vaststellen van de doodsoorzaak kan zijn in relatie met COVID19, wordt nog eens in begrijpelijke taal in dit artikel van AIER uitgelegd.[6]

Als COVID-19 ook een van de mogelijke oorzaken is en dit op voorhand als doodsoorzaak wordt ingevuld, zoals veelvuldig gebeurd moet zijn, dan wordt de sterfte aan COVID19 fors overschat. Aangezien de meeste mensen in het verpleeghuis overleden zijn, waar mensen per definitie aan meerdere ziekten overlijden, is het in de westerse wereld buitengewoon waarschijnlijk dat deze schattingen dan ook (veel) te hoog zijn.

Hoe dan ook, de conclusie kan niet anders zijn dan dat het vrijwel onmogelijk is om te bepalen welk deel van de sterfte het rechtstreekse gevolg was van COVID19, in welk percentage COVID19 bijdroeg aan het overlijden, en in welk percentage een positieve testuitslag een toevalsbevinding was die niets met het overlijden te maken had. En dan laten we de minder dan optimale eigenschappen van de testen gemakshalve maar even buiten beschouwing.

Deze complexiteit en nuances gaan allemaal aan Maarten Keulemans voorbij. Voor hem zijn er slechts twee mogelijkheden: mensen overlijden aan COVID19 of niet. Voor het inzicht en begrip van Maarten geldt trouwens precies hetzelfde: het is er of het is er niet. Over dit antwoord heb ik alleen geen enkele twijfel: Het is er niet! Keulemans begrijpt er niets, maar dan ook werkelijk niets van. Echt helemaal niks!

Wat wellicht nog problematischer is, is dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen overlijden aan een besmetting of overlijden met een besmetting met het SARS-CoV-2 virus. Van de patiënten die op de intensive care komen te overlijden kan men dat wellicht nog relatief betrouwbaar vaststellen, maar juist voor de grote hoeveelheid mensen in de verpleeghuizen die kwamen te overlijden, is dit een heel ander verhaal. Het is goed om te beseffen dat het overgrote deel van de mensen die met COVID-19 als doodsoorzaak te boek komen te staan niet op de intensive care overlijden. Uitgerekend in de Volkskrant van 19 maart 2020 stond nota bene geschreven dat driekwart van de overleden coronapatiënten nooit op de intensive care had gelegen.[7]

Een laatste punt is dat artsen in allerlei klinische presentaties een besmetting met het SARS-CoV-2 virus denken te herkennen, zelfs als dat overduidelijk niet het geval is. Dit komt waarschijnlijk door een eenzijdig focus op COVID-19, want het SARS-CoV-2 virus is alom aanwezig, al is het maar in ons collectieve bewustzijn. Daarvan heb ik zelf al enkele ronduit hilarische voorbeelden op mijn eigen poli gezien. Zo zag ik al enkele mensen met een ‘licht gevoel in het hoofd’ die verwezen werden op verdenking van ‘neurologische klachten ten gevolge van COVID-19’, terwijl er simpelweg sprake was van orthostatische hypotensie – te lage bloeddruk bij opstaan. Dit is meestal het gevolg van een overmaat aan geneesmiddelen tegen een hoge bloeddruk, in combinatie met het doormaken van een virale infectie. In het Nederlandse Tijdschrift voor Geneeskunde zijn er inmiddels enkele andere voorbeelden goed gedocumenteerd. Ook hier gaat het om een fixatie op COVID-19, waarbij veel ernstiger en zelfs levensbedreigende ziekten werden aangezien voor Covid-19.[8] [9]

Dan zijn dit nog slechts de problemen met de teller van de Infection Fatality Rate, in de vorm van de vaststelling en registratie van de doodsoorzaak. Maar ook bij het bepalen van de noemer, de schatting van het aantal mensen die een infectie met SARS-CoV-2 heeft doorgemaakt, zijn er de nodige valkuilen. Ik verwijs u naar een editorial uit het British Medical Journal van 3 september 2020.[10] In deze editorial wordt erop gewezen dat van de mensen die een infectie met SARS-Cov-2 doormaken, een aanzienlijk deel geen of slechts milde klachten krijgt. Deze mensen ontwikkelen wel een robuuste T-cell respons, maar maken geen antistoffen aan. Dit zou betekenen dat het totale percentage mensen dat in aanraking is geweest met SARS-CoV-2 fors wordt onderschat in studies waarbij het aantal doorgemaakte infecties enkel wordt geteld op basis van de aanwezigheid van antistoffen in het bloed. Met als gevolg dat de IFR fors wordt overschat.

Maar ook van deze nuances is vanzelfsprekend niets terug te vinden in het journalistieke hoogstandje van Maarten Keulemans. Welnee, de grote Maarten Keulemans zal John Ioannidis wel even de maat nemen.

En dat doet hij, als rasechte journalistieke kakkerlak, niet door het geven van inhoudelijk commentaar, maar door middel van een aanval op het tijdschrift waarin de studie verscheen, en op de persoon van John Ionannidis zelf. De inhoudelijke kennis van Keulemans is omgekeerd evenredig met de hoeveelheid drek hij verspreidt.

Zo zegt hij dat Ioannidis inmiddels verstrikt is in een ‘web van intriges’ omdat hij een lobby op probeerde te zetten om strenge coronamaatregelen te voorkomen. De volgende verdachtmaking van Keulemans is dat zijn onderzoek werd gefinancierd door de Cypriotische miljardair David Neeleman, oprichter van de luchtvaartmaatschappij JetBlue. Kijkt u ook vooral even mee naar de referenties waaraan deze journalistieke rioolrat zijn informatie ontleend.[11] [12]

Een website genaamd BuzzFeed.News.

Dat lijkt me een hoogstaande en zeer betrouwbare informatiebron, geheel in lijn met de betrouwbaarheid en integriteit van iemand als Maarten Keulemans zelf.

Dat iemand als Maarten Keulemans het gore lef in zijn donder heeft om dit als referentie op te voeren, als zijnde ‘bewijs’ dat een wetenschappelijke studie niet deugt, en om een gerespecteerd wetenschapper door het slijk te halen, naar analogie van hardnekkig onkruid dat een prachtig bloembed overwoekert. Ik vind het beneden elk journalistiek peil, zelfs beneden dat van bladen als de Story en Privé, maar Maarten Keulemans draait er zijn kleffe journalistieke zweethandjes niet voor om.

Verder weet Maarten Keulemans nog te melden dat het tijdschrift waarin dit artikel verscheen niet erg ‘vooraanstaand’ is. Wat dat te maken heeft met de kwaliteit van de studie blijft voor mij onduidelijk, maar blijkbaar vond Keulemans het essentieel om dit te vermelden. Ik zal me onthouden van commentaar over de ‘vooraanstaandheid’ van de Volkskrant.

Maar laat ik me beperken tot het belangrijkste, de bespreking van het door deze woekerende duizendknoop geschreven artikel en het wetenschappelijk niveau van zijn stellingen. Ik durf te wedden dat Keulemans het artikel nooit gelezen heeft, want hij begint al meteen met een grove fout. Hij stelt dat Ioannidis ‘61 onderzoeken aan elkaar rekent’ en dat terwijl nota bene in de abstract het volgende staat geschreven:

“I included 61 studies (74 estimates) and eight preliminary national estimates.” De conclusie die men hieruit kan trekken is onontkoombaar: Keulemans kan niet tellen. Het gaat in werkelijkheid dus om 82 schattingen van de Infection Fatality Rate. Dat doet dan ook het ergste vermoeden voor de betrouwbaarheid van de rest van het door hem geschreven vodje voor de Volkskrant.

In de 5e alinea van het artikel van Keulemans wordt genoemd dat de gecorrigeerde Infection Fatality Rate 0.23% is. Dat getal heeft Keulemans dan in ieder geval wel juist weergegeven, al is dit getal inmiddels zo algemeen bekend, dat hij daarvoor het artikel zelf niet had hoeven te lezen

Twee alinea’s verder poneert hij de stelling dat Ioannidis zich baseert op andere ‘meer twijfelachtige gegevens’, zoals gegevens uit Iran, Pakistan en India waar de telling van het aantal COVID-doden ‘zo goed als zeker te laag is’. Hoewel dit aannemelijk klinkt, geeft hij geen enkele referentie en geen enkele schatting van hoeveel te laag deze telling dan feitelijk is. Dat is niet wat men verwacht van een wetenschapsredacteur in een discussie over de waarde van een wetenschappelijke studie. Iets beweren kan iedereen, iets bewijzen is van een andere orde, maar dat onderscheid is aan Maarten Keulemans niet besteed. Lang leve de BuzzFeeds, zolang ze Maarten maar bevallen.

Daarna wil hij ons doen geloven dat Afrikaanse en Aziatische landen de gemiddelde Infection Fatality Rate ‘omlaag trekken’ dankzij hun ‘piepjonge bevolking’, omdat jongeren veel minder vaak ziek worden of helemaal geen symptomen ontwikkelen ten gevolge van een infectie met SARS-CoV-2. We weten inderdaad dat jongere mensen vrijwel niet ziek worden of slechts milde symptomen ontwikkelen. Maar waar hij zijn stelling over een ‘piepjonge bevolking’ op baseert, en om welke landen het dan gaat blijft in het luchtledige. Iedere wetenschappelijke referentie ontbreekt, terwijl het toch niet zo moeilijk moet zijn om op zijn minst een verwijzing te geven naar de demografische opbouw van de bevolking van de landen die hij in gedachten heeft. Maar niets van dat al, de mening van de geniale wetenschapsredacteur van de Volkskrant moet blijkbaar voldoende zijn.

Dit terwijl John Ioannidis, zoals men van een wetenschapper van zijn kaliber mag verwachten, in de sectie ‘Methods’ heel precies aangeeft welke studies geïncludeerd werden en welke niet. Bovendien bespreekt hij in de conclusie heel duidelijk welke mogelijke vormen van onder- en overschatting van het aantal COVID-19 doden een rol kunnen hebben gespeeld. Keulemans laat dit onbesproken, en doet het voorkomen alsof John Ioannidis zich dit in het geheel niet heeft gerealiseerd, maar hij wel.

Wat Keulemans voor het gemak ook maar even vergeet is dat John Ioannidis zijn inclusiecriteria voor de studie goed heeft beschreven en dat er verschillende steekproeven zijn gedaan, in verschillende populaties, die gezamenlijk een schatting geven van de Infection Fatality Rate. Dat er een steekproef onder schoolkinderen in Chili zou zijn gedaan is eveneens bezijden de waarheid. Keulemans is blijkbaar nog te lui om zelfs maar het abstract te lezen, want daarin staat het volgende te lezen: ‘We implemented a home-delivery, self-administered, immunoglobin (Ig) G/IgM antibody test and survey to a classroom-stratified sample of students and all staff from 4–19 May.’ Het gaat dus om een scholengemeenschap waarvan zowel de staf als de scholieren werden geïncludeerd.

Wat Ioannidis probeerde te doen is een zo compleet mogelijk beeld schetsen van de seroprevalentie als bewijs voor het doormaken van een infectie met het SARS-CoV-2-virus, door alle studies hierover te includeren, ongeacht waaruit deze groep geselecteerd was en met als voorwaarde dat de populatie waaruit deze groep geselecteerd werd groter was dan 5000 personen. Wie dan – zoals Keulemans dat doet – de afzonderlijke studies bekritiseert omdat deze niet relevant zouden zijn, heeft het principe van een systematische review niet begrepen, die er juist op gericht is om zoveel mogelijk data te gebruiken. In de hoop dat hiermee een zo volledig mogelijk beeld wordt geschetst, en op deze manier vertekening zoveel mogelijk wordt uitgemiddeld, juist door de verschillen tussen de geïncludeerde groepen.

Maar wie uit deze kritiek eigenlijk? Laten we daar eens naar kijken.

Keulemans haalt de Australische epidemioloog Gideon Meyerowitz-Katz aan. Als ik de referentie erbij zoek, kom ik wederom niet uit bij een wetenschappelijke studie of een wetenschappelijk tijdschrift, maar op de website van de Daily Mail.[13] Wikipedia benoemt deze krant als rechts, conservatief en populistisch. Wederom een uitermate betrouwbare wetenschappelijke bron die Keulemans hier opvoert. Geen enkele wetenschapper zou het in zijn hoofd halen om deze website als onderbouwing van zijn stellingen op te voeren. Maar voor Keulemans is het geen probleem.

En is Gideon Meyerowitz-Katz een epidemioloog? Welnee. Zelfs hier bedondert Keulemans de lezer of was wederom te labbekakkerig om de referentie goed te lezen. Deze Gideon is helemaal geen ervaren epidemioloog, maar een PhD student epidemiologie, een promovendus dus, die zelf maximaal drie studies op zijn naam heeft staan. Een van deze studies is vergelijkbaar met die van Ioannidis en gaat eveneens over de Infection Fatality Rate van COVID-19. Hij komt uit op een iets hogere schatting, en wel een puntschatting van 0,68%.[14] Overigens concludeert Meyerowitz-Katz net als Ioannidis dat dit slechts een schatting is wegens de ‘heterogeniteit’ van de gebruikte data.

Overigens is die puntschatting van de Infection Fatality Rate van 0.68% door Meyerowitz-Katz – met een spreiding van 0,53%-0,82% – niet van een wezenlijk andere grootte dan de puntschatting van de IFR door Ioannidis met een schatting van 0,23% en een spreiding van 0.00%-1.63%. Hoewel de nog jonge Meyerowitz-Katz in het dubieuze artikel op MailOnline forse kritiek uit op de studie van John Ionannidis, komt hij in zijn eigen studie dus niet tot een wezenlijk andere schatting, en de bezwaren die er zijn op de methodologie van de studie van Ioannidis zijn onverkort van toepassing op zijn eigen publicatie. Bovendien bleek naderhand dat Meyerowitz-Katz enkele cruciale methodologische fouten maakte in zijn eigen publicatie, iets waar Ioannidis nog eens fijntjes op wees in een later artikel waarin de beschikbare literatuur over de IFR van COVID19 werd samengevat.[15]

Keulemans denkt over relevante zaken te praten, maar blijkt gewoon te zijn verdwaald in de statistische ruis. Om niet te zeggen: ‘statistische brain-fog’. Een dikke mist in het hoofd van Keulemans, die hem al heel lang het zicht op de werkelijkheid ontneemt.

Ik vermoed overigens dat Meyerowitz-Katz deze boude uitspraken doet om zichzelf hoger op de wetenschappelijke ladder te plaatsen. Het is een bekende strategie van jonge wetenschappers die zich nog moeten bewijzen om het werk van oudere en hoog aangeschreven wetenschappers in twijfel trekken, om op deze manier hun eigen werk in de schijnwerpers te zetten. Hebben Meyerowitz-Katz en ook de aangehaalde epidemioloog Maarten van Smeden van het UMC Utrecht de moeite genomen om een ingezonden brief naar het tijdschrift te sturen naar aanleiding van de publicatie van John Ioannidis? Welnee. Het is veel gemakkelijker om in een krantenartikeltje wat te roepen dan om de moeite te nemen gefundeerde kritiek op te schrijven in een wetenschappelijk onderbouwde ingezonden brief. Maarten Keulemans is het levende bewijs van deze stelling. En uitspraken in een rechts populistische krant, of nog erger, het bedrukte pleepapier van Keulemans zelf, is het beste ‘bewijs’ dat hij kan vinden om aan te tonen dat de studie van Ioannidis niet deugt. Met wetenschap heeft dit helemaal niets te maken, met journalistieke baggerbedrijven à la Story en Privé des te meer.

Erg grappig wordt het als blijkt dat Keulemans een van de stellingen in het artikel op de website van de Daily Mail helemaal niet noemt, omdat die niet in zijn straatje te pas komt. Het gaat om de reële mogelijkheid dat de serologiestudies het werkelijke aantal doorgemaakte infecties met het SARS-CoV-2 virus ernstig onderschat en zo tot een overschatting van de Infection Fatality Rate leidt: “But scientists have urged caution when using this data because it is unclear how long antibodies actually remain in the bloodstream after an infection has subsided. And some studies have suggested that patients who endure only mild symptoms produce barely detectable levels of them.”

(“Maar wetenschappers hebben opgeroepen tot voorzichtigheid bij het gebruiken van deze gegevens, omdat het onduidelijk is hoelang antilichamen daadwerkelijk in de bloedbaan blijven na het doormaken van de infectie. En uit sommige studies lijkt naar voren te komen dat patiënten met slechts milde symptomen nauwelijks detecteerbare hoeveelheden antilichamen produceren.”)

Nog erger wordt het als ik verder lees in dit artikel van de Daily Mail en daar letterlijk dezelfde argumenten tegenkom die Keulemans in zijn artikel aanvoert: “There are also a lot of included studies from places in which there is almost certainly an enormous under-count of deaths. For example, India, where the official death counts may represent a substantial underestimate.”

(“Er zijn ook veel studies opgenomen uit landen waar vrijwel zeker sprake is van een enorme onderschatting van het aantal sterfgevallen. Bijvoorbeeld India, waar de officiële sterftecijfers een forse onderschatting van het werkelijke aantal zou kunnen zijn.”)

 Keulemans schrijft op zijn kladpapiertje in de Volkskrant het volgende: “Daarnaast leunt Ioannidis echter ook op andere, meer twijfelachtige gegevens. Zo betrekt hij zijn cijfers uit landen als Iran, Pakistan en India, waar de telling van het aantal coviddoden zo goed als zeker te laag is.”

Dit argument noemt Keulemans dan weer wél in zijn artikel, omdat dit wél in zijn coronastraatje te pas komt. Dit is nu bij uitstek een voorbeeld van ‘cherry-picking’, waarbij Keulemans wel de argumenten noemt die zijn geloof bevestigen, maar niet de argumenten die dit weerspreken. Daarenboven ontleent Keulemans zijn argumenten niet aan de wetenschappelijke literatuur, zo blijkt, maar aan een populistische Engelse tabloid.

De reactie van Marion Koopmans verdient absoluut een aparte vermelding. Dat Koopmans het niet zo heel nauw neemt met het kritisch lezen van wetenschappelijke artikelen was me al langer duidelijk. En ook Marion Koopmans heeft het artikel van Ioannidis helemaal niet gelezen, los nog van het feit dat ze helemaal geen epidemioloog is en hier waarschijnlijk ook helemaal geen verstand van heeft. Wat stelt Marion Koopmans in het krantenartikel van Maarten Keulemans?

“Marion Koopmans, die dat onderzoek leidde, is verbaasd als ze ervan hoort. ‘Dat is op geen enkele manier een studie waaruit je het landelijke sterftecijfer kunt afleiden’, benadrukt ze.”

Arme Marion Koopmans. Weer niet goed gelezen. De twee Nederlandse studies worden in het artikel van Ioannidis helemaal niet opgevoerd als ‘landelijk sterftecijfer’ voor Nederland. Dat staat echt helemaal nergens. De twee studies uit Nederland staan keurig vermeld in de tabel met gebruikte studies, keurig met de karakteristieken erbij. Er staat niets over het ‘landelijk sterftecijfer’ waar Koopmans het over heeft. Echt he-le-maal niets!

Maar nu we het toch over deze twee Nederlandse studies hebben, laten we deze eens wat nader bekijken, niet in de laatste plaats omdat Keulemans maar blijft hameren op het gegeven dat de berekende Infection Fatality Rate voor Nederland veel hoger zou liggen dan wat Ioannidis berekende, en voor Nederland 0.7% zou zijn. Voor het gemak rond hij dit getal naar boven af, en gebruikt hij opeens de ongecorrigeerde IFR, en niet de gecorrigeerde IFR zoals hij dat aan het begin van zijn betoog wel doet bij de puntschatting van de IFR van 0.23% uit de studie van Ioannidis. In werkelijkheid noemt Ioannidis in de twee Nederlandse studies een gecorrigeerde IFR van 0,68% en 0,52%, en het hoeft niemand te verbazen dat deze getallen lager liggen dan de door Keulemans genoemde 0,7%, aangezien ook deze getallen in strijd zijn met zijn vurig beleden corona-fundamentalisme.

Wat nog meer bevreemdt, is dat hij de overall puntschatting van de Infection Fatality Rate, het gemiddelde uit 82 schattingen, afdoet als onbetrouwbaar omdat die naar zijn mening te laag is, maar de schattingen van de IFR in Nederland, afkomstig uit twee relatief kleine en niet-representatieve studies, acht hij opeens wel betrouwbaar. Hij koketteert zelfs opzichtig met deze schattingen, die hij gebruikt als bewijs voor zijn stelling dat het helemaal niet meevalt met de ernst van Covid-19. Nota bene nadat hij uitgebreid beargumenteerd heeft waarom de studie van Koopmans helemaal niet gebruikt mag worden om een IFR te berekenen. In één krantenartikel bestaat Keulemans het dus om te vertellen dat je een bepaalde studie niet mag gebruiken voor een berekening van een overall Infection Fatality Rate in een systematische review, maar dat je deze zelfde studie blijkbaar wél mag gebruiken als deze een IFR oplevert die in je opzichtige propagandapraatjes goed van pas komt. Hoe verzin je het?

Een van deze Nederlandse studies betreft een studie die nog ‘under review’ is, de andere is de studie van Marion Koopmans zelf. Deze studie staat op de Preprint Server for Health Sciences.[16] Het gaat om een ‘cross-sectional’ studie verricht in maart 2020 onder patiënten van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. In deze studie bleek begin maart 0.7% van de onderzochte patiënten tegen het SARS-CoV-2 virus bij zich te hebben, en eind maart was dat 3.0% van de patiënten. Dat betekent een lage (geschatte) prevalentie van mensen die een infectie met SARS-CoV-2 heeft doorgemaakt. Voor het gemak gerekend over de maand maart 2020 is deze gemiddeld ongeveer 1,7%. Dit getal wordt dus door Ioannidis meegenomen in de schattingen van de Infection Fatality Rate. Het is in feite, zoals bekend mag worden verondersteld, de noemer in de berekening. Nu laat ik u de seroprevalentie in Nederland van begin april 2020 zien, zoals die te vinden is op de website van de Rijksuniversiteit Groningen.[17]

Uit deze cijfers blijkt dat de seroprevalentie in Rotterdam begin april 2020 laag was. In diverse gebieden in Brabant en Limburg was de seroprevalentie op datzelfde moment drie tot bijna zeven keer zo hoog. En ook in dichtbevolkte gebieden zoals de regio Utrecht en Amsterdam was de seroprevalentie begin april hoger dan in Rotterdam. Als men dan de sterfte in Nederland berekent in relatie tot de seroprevalentie in Rotterdam – de IFR – is de noemer van de seroprevalentie te laag en de geschatte IFR op basis daarvan te hoog. Ook dit gemakkelijk te verifiëren feit vergeet Keulemans gemakshalve maar even te benoemen, zeer waarschijnlijk omdat het niet past in de door hem geschreven ‘coronaporno’.

(Overigens werd de studie van Koopmans op 21 augustus 2020 op de pre-print server geplaatst, en daar staat nog steeds bij dat het artikel ‘has not been peer-reviewed’. Het is inmiddels begin april 2022, een kleine 20 maanden verder, maar nog steeds is deze studie niet gepubliceerd in een medisch tijdschrift. Ik acht de kans dan ook zeer klein dat dat alsnog gebeurt).

(Deze studie werd uiteindelijk wel gepubliceerd in Nature Communications.[18] Dat zal ongetwijfeld met de betere kwaliteit van deze studie te maken hebben in vergelijking met de studie van Koopmans.

Verder merkt Ioannidis het volgende op over studies met bloeddonoren in de sectie ‘Results’ van zijn studie:

“Eleven studies assessed blood donors, which might underestimate COVID-19 seroprevalence in the general population. For example, 200 blood donors in Oise, France showed 3.00% seroprevalence, while the seroprevalence was 25,87% in pupils, siblings, parents, teachers and staff at a high school with a cluster of cases in the same area. The true seroprevalence may be between those values.”

(“In elf studies werden bloeddonoren getest, waardoor de COVID-19 seroprevalentie in de algehele bevolking onderschat zou kunnen worden. Bijvoorbeeld, 200 bloeddonors in Oise, Frankrijk toonden 3,00% seroprevalentie, terwijl de seroprevalentie 25,87% bedroeg bij leerlingen, broers en zussen, ouders, leraren en personeel van een middelbare school in hetzelfde gebied waar een groot aantal gevallen werd vastgesteld. De werkelijke seroprevalentie zal ergens tussen deze waarden liggen”.)

Wanneer de seroprevalentie van de bloeddonoren uit dit specifieke onderzoek zou worden gebruikt om een Infection Fatality Rate te berekenen dan leidt dit, door de forse onderschatting van het aantal infecties met SARS-CoV-2, tot een ruime overschatting van de IFR.

Mijn betoog tot nu toe gaat alleen nog maar over de eerste stelling van Keulemans in zijn artikel. Dit stukje zit al zo vol met hele en halve onwaarheden dat het mij bepaald niet aanmoedigt om de rest van het artikel nog eens grondig door te nemen. Zijn tweede stelling is dat ‘Corona haast alleen maar 70-plussers doodt’. Volgens Keulemans is het gemakkelijk om te berekenen hoeveel mensen overlijden aan een ziekte.

Voor een simpele ziel als Keulemans is dit wellicht eenvoudig, maar voor het deel van de natie dat wel in staat is tot nadenken ligt het allemaal wat complexer. Ook nu rept hij met geen woord over de problemen bij het juist registreren van de doodsoorzaak, of over de grote moeilijkheden bij het nauwkeurig schatten van het aantal mensen dat de infectie heeft doorgemaakt. Nee, het is gewoon een kwestie van het aantal aan COVID-19 overleden mensen tellen en die delen door het aantal mensen dat de infectie heeft doorgemaakt. Hoe moeilijk kan het zijn?

De dikke mist in het hoofd van Keulemans wordt almaar dikker en ondoorzichtiger. Wie de stelling heeft geponeerd dat het virus ‘haast alleen maar 70-plussers doodt’ vertelt Keulemans niet, maar vervolgens doet hij wel zijn stinkende best om zijn zelfbedachte stelling te ontkrachten. Het is een fenomeen dat Daniel Dennett in zijn boek ‘Intuition Pumps and Other Tools for Thinking’ benoemt als ‘rathering’, dit naar aanleiding van de weinig doordachte schrijfsels van Steven J. Gould. Met rathering wordt bedoeld het poneren van een gemakkelijk te ontkrachten zelfbedachte stelling, die men vervolgens zelf onderuithaalt in een poging om intelligent en weldoordacht voor de dag te komen; ‘Nee, het is niet zo dat dit…, maar het is zo dat…’ Het is precies datgene wat Keulemans hier doet. Zoals ook bij het influenzavirus het geval is, stijgt het sterftepercentage met de leeftijd. Bij influenza is er ook een piek bij jonge kinderen, maar bij COVID-19 niet. Verder hebben mensen die immuun-gecompromitteerd zijn en/of veel onderliggende aandoeningen hebben een veel hoger risico om te overlijden aan COVID19. Maar feitelijk geldt voor elke infectieziekte dat de ouderen en kwetsbaren een hoger risico lopen om te overlijden. Dat is niets nieuws, dat is al vele jaren bekend en er is geen weldenkend mens die dat ontkent. Overigens is zelfs boven de tachtig de geschatte Infection Fatality Rate van COVID-19 niet veel hoger dan tien procent, en deze wijkt ook niet veel af van de kans om ergens in het komende jaar te overlijden. Ouderdom komt niet alleen gebreken, maar werkt ook als een magneet op de Man met de Zeis. Overigens is het boek van Dennett niets voor Keulemans; hoe goed je gereedschap ook is, als er niets is om mee te bewerken, is het geldverspilling om het aan te schaffen.

Om zijn ‘rathering’ argument kracht bij te zetten haalt hij een studie uit Nature aan.[19] Maar ook dit is een studie waarbij de prevalentie van SARS-CoV-2 (het aantal mensen dat de infectie heeft doorgemaakt) wordt geschat aan de hand van serologie (bepaling van antistoffen). Bovendien is dit ook nog eens een modelleringsstudie met een aantal aannames en onzekerheden die de resultaten sterk kunnen beïnvloeden. zoals de auteurs ook keurig bespreken, maar Keulemans maakt hier natuurlijk geen woord aan vuil. Het is ook maar zeer de vraag of hij hier wel iets van begrijpt. Een van de belangrijkste conclusies uit het artikel is dat de heterogeniteit van de Infection Fatality Rate niet verklaard kon worden door het gebruikte model, hetgeen per definitie betekent dat er aannames in het model zitten die niet juist zijn. Desondanks wijken de berekende Infection Fatality Rates uit de verschillende landen in deze studie niet significant af van die in de twee eerdergenoemde studies van Ioannidis en Meyerowitz-Katz.

Ik hoef niet verder te lezen, dit artikel is niets anders dan al het andere door Maarten Keulemans ondergescheten WC-papier.

Hoe laat dit artikel van Keulemans zich het beste samenvatten? Als onzorgvuldig, onjuist, het resultaat van ‘cherry picking’, met andere woorden: het uitermate selectief citeren van datgene dat hem bevalt, en het negeren van datgene wat hem niet bevalt, zelfs al gaat het om de conclusies uit één studie. Daarbij citeert hij ook niet uit de beschikbare wetenschappelijke literatuur, zoals dat voor wetenschapsjournalisten gebruikelijk zou moeten zijn, maar uit rechts populistische tabloids en websites zonder duidelijke verantwoording. Keulemans liegt, bedriegt en verdraait dat het een lieve lust is. Alles haalt hij uit de kast om zijn fundamentalistische ’coronageloof’ aan de man te brengen, als een ware Jehova’s getuige op een willekeurige zondagochtend, en alles is gericht op het onderhouden van de mede door hem veroorzaakte coronapaniek. Dat is het niveau van ‘wetenschap’ waarop Maarten Keulemans opereert, of beter gezegd: het ontbreken van enig niveau.

Ik zou dan ook tegen de directie van de Volkskrant willen zeggen: wilt u uw allerlaatste restje geloofwaardigheid behouden, doe dan wat iedere zichzelf respecterende krant al lang geleden had gedaan. Grijp deze spartelende, wartaal uitslaande en schaamteloos liegende Maarten in zijn kraag, loop naar buiten, open het eerste het beste putdeksel en smijt hem in het riool. Dat is waar deze naar eigen roem ruftende journalistieke rioolrat thuishoort.

Als ik lid van de directie van de Volkskrant was, zou ik hem krom voorovergebogen bij de ingang zetten, om hem daarna met een ferme trap en met een sierlijke boog in de smoezelige Amsterdamse grachten te laten eindigen.

This man is a poor excuse for a journalist, let alone a scientist.

Naschrift, 30 maart 2022

In zijn hierboven besproken artikel schreef Keulemans een aantal verdachtmakingen aan het adres van John Ioannidis. Natuurlijk onderbouwde hij die verdachtmakingen niet, maar verwees naar twijfelachtige bronnen en dubieuze websites. Maar dat hinderde Keulemans geenszins om enthousiast mee te werken aan een enorme ‘smear campaign’ om respectabele wetenschappers die hun sporen ruimschoots verdiend hebben, opzij te kunnen zetten als niet relevant, ondeskundig en onbetrouwbaar.[20] En erger nog, er werd zelfs beweerd dat zij omkoopmaar zijn. Inmiddels zijn alle verdachtmakingen jegens Ioannidis ontkracht en werd hij gezuiverd van alle blaam.[21]

Wat dergelijk gedrag bij mensen als Maarten Keulemans uitlokt, durf ik niet goed te zeggen: ik vrees dat het een combinatie is van domheid, ijdelheid, gebrek aan kennis, jaloezie ten aanzien van mensen die wel iets zinnigs te zeggen hebben en kuddegedrag. Hoe dan ook, Maarten Keulemans noch de Volkskrant vond het nodig om een excuus te maken aan een van de grootste wetenschappers van onze tijd, of om een rectificatie te plaatsen. Niet dat Ioannidis dit erg zal deren: zijn publicaties zullen nog lang na zijn dood gelezen worden, terwijl de journalistieke vodjes van Maarten Keulemans hooguit nog zullen dienen om de schedels van geobduceerden mee te vullen, zoals men dat pleegt te doen na een hersenobductie.

 

 

[1] Is het virus minder dodelijk dan we dachten? De Volkskrant, 6 november 2020.
[2] Infection fatality rate of COVID-19 inferred from seroprevalence data. Bulletin of the World Health Organization; article ID: BLT.20.265892. Submitted 13 May 2020 – Revised version received: 13 September 2020 – Accepted 15 September 2020 – Published online: 14 Oktober 2020.
[3] Minimaal invasieve obductie. De meerwaarde van postmortaal radiologisch onderzoek. Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:D4650
[4] Veranderingen in de doodsoorzakenstatistiek door automatisch coderen. Ned Tijdschr Geneeskunde. 2017;161:D1767.
[5] Doodsoorzaak vaak fout ingevuld: hoe kan het beter. Medisch Contact, 1 oktober 2018.
[6] Covid Misclassification: What Do the Data Suggest? AIER, November 30, 2020.
[7] Driekwart van overleden coronapatiënten kwam nooit op de intensive care. Volkskrant, 19 maart 2020.
[8] Een benauwde jongedame tijdens de coronacrisis. Ned Tijdschr Geneeskd. 2020; 164: D5090.
[9] Een jongen met een zeldzame longziekte. COVID-19 vertroebelt onze denkwijze. Ned Tijdschr Geneeskd; 2020:164:D5214.
[10] Are we underestimating seroprevalence of SARS-CoV-2? BMJ 2020;370:m3364
[11] An Elite Group Of Scientists Tried To Warn Trump Against Lockdown in March. BuzzFeed.News, July 24, 2020.
[12] JetBlue’s Founder Helped Fund A Stanford Study That Said The Coronavirus Wasn’t That Deadly. BuzzFeed, May 15, 2020.
[13] Just 0.05% of healthy under-70’s who get COVID-19 will die from the disease, study claims. MailOnline, 15 october 2020.
[14] A Systematic Review and Meta-Analysis of Published Research Data on COVID-19 Infection Fatality Rates. International Journal of Infection Diseases. 2020; September 29; 101:138-148.
[15] Reconciling estimates of global spread and infection fatality rates of COVID-19: An overview of systematic evaluations. Eur J Clin Invest. 2021 May;51(5):e13554
[16] Homologous and heterologous antibodies to coronavirus 229E, NL63, OC43, HKU1, SARS, MERS and SARS-CoV-2 antigens in an age stratified cross-sectional serosurvey in a large tertiary hospital in The Netherlands. doi.org/10.1101/2020.08.21.20177857
[17] https://www.rug.nl/society-business/centre-for-information-technology/research/services/gis/portfolio.
[18] Low SARS-CoV-2 seroprevalence in blood donors in the early COVID-19 epidemic in the Netherlands. Nat Commun. 2020; 11: 5744. Published online 2020 Nov 12. doi: 10.1038/s41467-020-19481-7
[19] Age-specific mortality and immunity patterns of SARS-CoV-2. Nature 590, 140–145 (2021). https://doi.org/10.1038/s41586-020-2918-0
[20] The smear campaign against the Great Barrington Declaration. Martin Kulldorff & Jay Bhattacharya. Spiked, 2nd August 2021.
[21] The Ioannidis Affair: A Tale of Major Scientific Overreaction. Scientific American. November 30, 2020.