Ik las een artikel over de NAVO en wat zij zoal in Oekraïne doet. En opeens moest ik lachen. Niet omdat er over dit onderwerp iets te lachen valt, maar omdat ik opeens zo’n 45 jaar terug in de tijd was. Dat maakte me aan het lachen. Weemoed en een glimlach.
Wij hadden thuis op de boerderij een klein driehoekig grasveldje naast de varkensstal. Later kwam er een uitbreiding van de varkensstal en hebben we een huis gebouwd voor mijn oudste broer. Ik heb vele stenen gesleept en cement gedraaid voor de metselaar.
Maar toen liepen er meestal jongere kalveren, of we hooiden het gras. En op een of andere manier werd aan mijn vader gevraagd of het veldje voor een militaire oefening gebruikt mocht worden. Dat stond een half jaar later te gebeuren, schat ik, maar zekere weet ik het niet. Het was voor mijn gevoel in de herfst, maar zelfs dat weet ik niet zeker. Het was in ieder geval erg koud en heel erg nat.
Nu teruggerekend kan ik niet veel ouder dan 8 of 9 zijn geweest. En ik vond het ontzettend spannend. En leuk! Op een avond liep ik mee met twee soldaten die zogenaamd op patrouille moesten. Een rondje om de velden. Machtig vond ik dat. De UZI’s, de uitrusting, de militaire maaltijden in blik, Ik vond het allemaal geweldig!
Maar het regende, het regende en regende, het viel met bakken uit de lucht, onafgebroken en dagenlang. De tenten van de soldaten – waarschijnlijk dienstplichten – waren door en door nat en lek, hun matjes waren kletsnat, net als de slaapzakken, hun kleren waren doornat en niet droog te krijgen, en ze hadden het stervenskoud. En moesten het legervoer eten. Een grote misère.
Dat kon mijn moeder natuurlijk niet aanzien. En dus kookte ze een hele grote pan groentesoep én een hele grote pan tomatensoep, bakte lever- en bloedworst en maakte gebakken eieren. En het zou kunnen dat ze ook een hele pan met gehaktballen gemaakt had, of snert, maar dat weet ik niet zeker meer. En daarbij was er brood, veel brood. Vervolgens haalde mijn moeder het hele spul binnen om te eten. De keuken zat stampvol, en dankbaar vielen ze aan op al het eten.
Op een sergeant na. Tenminste, dat hoorde ik later, dat het een sergeant was. Die kwam een half uur later binnen. Wat die soldaten godgloeiendetyfustering wel niet dachten om een beetje te gaan zitten eten, terwijl ze op een serieuze oefening waren! Ze moesten onmiddellijk opstaan en mee naar buiten. Wat dachten ze wel niet! Godgloeiende, gloeiende..
Maar zijn tieren duurde niet lang. Want moeders, amper 1.60 groot, onderbrak hem: ‘En now mu’ij e’m stille hoal’n. Want now gô ik oe èm’ wat zeng’. ‘
Excuus mevrouw, maar ik ben hier de commandant.’
Ik zie mijn moeder nog zo staan, de handen op de brede heupen. De dienstplichtigen zwegen en verroerden geen vin. Waarna moeder zei wat ze wilde zeggen: ‘Dit is mien keuken, en hier bin ik de commandant. En heb ie helemoal niks te zeng’. En as oe det niet anstiet, dan is doar het gat van de deurre. Dus ie kunt kiez’n: of ie goat zitt’n, hold oe stille en èt met, en ans goa’ij moar noar buut’n. Dan ma’ij doar et’n. Maor die jong’ blieft hier. Tut det ze het ett’n op hebt.’
De sergeant koos letterlijk eieren voor zijn geld. Hij hield zijn mond, ging zitten en at mee. Net zoals de soldaten. Die nacht sliepen de jonge jongens op de stal. In het droge stro. En hingen hun uniformen aan de haken waar normaal gesproken de melkstellen aan opgehangen werden. De sergeant heb ik niet meer gehoord.
Zo werkte dat bij ons thuis. Weemoed, een traan en een glimlach. Dit was mijn moeder. Trots op het mensje. Jammer dat ik haar dat niet meer kan zeggen.
De volgende dag werden de tenten opgebroken. In mijn herinnering dan. En hield het op met regenen.