Martin Schalij, cardioloog en hoofd van de afdeling hartziekten van het Leids Universitair Medisch Centrum, brak in Medisch Contact van 17 november 2017 een lans voor de herwaardering van de generalist binnen de geneeskunde.[1] Hij beschrijft in dit artikel dat er binnen de cardiologie steeds meer superspecialisten zijn, zoals de kleppendokter, de ritmedokter, de hartfalenspecialist en zo nog wat superspecialismen. Hij stelt dat superspecialisten niet breed inzetbaar zijn, hetgeen de meeste problemen geeft in de dienst, en dat het invullen van het dienstschema zodoende een complexe puzzel geworden is. Hij moet consequent drie tot vier cardiologen per dienst inroosteren om het hele spectrum aan cardiologische aandoeningen adequaat af te kunnen dekken. De superspecialisatie brengt volgens Martin Schalij de ‘regiefunctie’ in gevaar omdat niemand nog het overzicht heeft. Alleen de algemeen cardioloog heeft die brede blik, en die brede blik ontbreekt als men alleen superspecialisten bij elkaar zet.
Ik heb dezelfde ervaring. Tijdens mijn voortijdig afgebroken opleiding tot neuroloog in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen werd mij duidelijk dat de neurologen aldaar alleen geïnteresseerd waren in neurologische aandoeningen. Het werd de neurologen-in-opleiding expliciet verboden om over de grenzen van het eigen vakgebied heen te kijken. Mensen die met pijn in de arm of een been naar de neuroloog verwezen werden op een verdenking van een cervicaal of lumbaal radiculair syndroom, maar bij wie geen hernia te zien was op de MRI gingen per kerende post terug naar de huisarts. Met de boodschap dat het ‘geen neurologie’ was. En dan moest de huisarts het verder maar uitzoeken. Op de afdeling werd de internist in consult gevraagd bij iedere verstoring van de elektrolyten. Dat was namelijk het werk van de internist, ook al lag de oorzaak nog zo voor de hand, bijvoorbeeld wanneer die verstoring het gevolg was van het gebruik van diuretica (in de volksmond plasmiddelen geheten). Het meest bizarre voorbeeld dat me nog helder voor de geest staat was een vrouw van in de zeventig die moeilijk ter been was, en daarom ten val gekomen was. Ze had wat levendige reflexen, had een beetje weinig mimiek, ze was incontinent voor urine, en had volgens ene dr. M. rigiditeit bij het bewegen van de linkerheup. Dat was voor hem voldoende om in minder dan tien minuten de zeldzame diagnose Multiple Systeem Atrofie (MSA) te stellen, ondanks het feit dat de vermeende rigiditeit gepaard ging met hevige pijn in de linkerlies en het linkerbovenbeen.
Drie maanden later kwam ze bij mij terug op het spreekuur. De incontinentie was spontaan verdwenen nadat de huisarts de morfine afgebouwd had (incontinentie is een typische bijwerking van opiaten). Verder had ze nog veel pijn in de linkerlies. Een simpele röntgenfoto, na het doen van basaal onderzoek van de heup, liet zien dat er sprake was van een geïnclaveerde collumfractuur, in de volksmond een ‘gebroken heup’ geheten. Iets waar ze door de tunnelvisie van de medisch specialist drie maanden mee ‘rondgelopen’ had. De orthopeed deed ook deze klacht verdwijnen, waarna de diagnose MSA definitief de prullenbak in kon.
Dr. M. en ik waren al geen vrienden, en het werd er na dit voorval niet beter op, vooral omdat ik het niet kon nalaten hem deze blamage en plein public in te wrijven, zoals ik dat al een aantal keren eerder had gedaan na minstens even zo grote miskleunen. Dr. M. grossierde in blunders, niet in de laatste plaats omdat zijn ego oneindig veel groter was dan zijn klinisch inzicht. Het was de eerste stap, achteraf bezien godzijdank, op weg naar het einde van mijn ‘opleiding’ tot neuroloog in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis. En dat was nog niet eens de belangrijkste stap. Het herhaaldelijk falen dr. M bevestigde mij in de gedachte dat om een goede dokter te worden, het essentieel was om over de grenzen van het eigen vakgebied heen te kijken. Ik betrad het pad van de symptoom-georiënteerde benadering van klachten en symptomen, een pad dat de grenzen van het medisch specialisme soms ver overschrijdt; wanneer er nu iemand met een pijnlijke schouder, arm of been bij mij op het spreekuur komt, weet ik ook welke orthopedische of reumatologische aandoeningen hieraan ten grondslag kunnen liggen, en kijk hier gericht naar. En dat blijkt helemaal niet moeilijk te zijn. Iedereen kan met een beetje zelfstudie en de nodige ervaring zelf goed een schouder, heup of elleboog beoordelen. Simpele elektrolytstoornissen bij opgenomen patiënten behandel ik zelf, ook al omdat zuur-base-evenwichten, elektrolytstoornissen en de fysiologie van de nier nog steeds grote hobby’s van mij zijn. Ik lees veel over niet-neurologische aandoeningen die ook tot neurologisch getinte klachten kunnen leiden. Aanvankelijk leidt dit soms tot verbazing, frustratie en boosheid van andere medisch specialisten, maar ik heb de ervaring dat, naarmate een waarneming duurt, ik door andere medisch specialisten steeds vaker serieus wordt genomen als ik een diagnose stel die eigenlijk op hun vakgebied ligt. Het komt voor dat ik een patiënt die wordt verwezen door de orthopeed weer terugstuur na anamnese en lichamelijk onderzoek, met de mededeling dat hij nog eens goed moet kijken naar de schouder of de heup. Tijdens een nascholing aan de Harvard Medical School, hoorde ik dat men in de Verenigde Staten hiervoor zelfs een apart specialisme had bedacht, het specialisme van de ‘neuromuscular mimics’. Hieruit blijkt ook weer hoeveel niet-neurologische aandoeningen eigenlijk tot neurologisch getinte klachten kunnen leiden, al schiet dit weer enigszins door. Juist die superspecialisatie is de bron van alle ellende.
In de medische wereld bestaat er een zekere minachting voor de generalist, zeker in de academische en topklinische ziekenhuizen. Wie geen fellowship heeft gevolgd in een van de verschillende subspecialismen is niet meer welkom in deze grote gezondheidsfabrieken. Binnen de door superspecialisten gedomineerde Nederlandse Vereniging voor Neurologie heeft men zelfs al voorgesteld dat de generalistisch werkende neuroloog bepaalde patiëntencategorieën niet meer zou mogen behandelen. Het maakt daarbij niet uit of de betreffende neuroloog zich regelmatig heeft bijgeschoold en ook niet dat hij meer dan dertig jaar ervaring meebrengt. Als men dan ziet wat sommige jonge neurologen, die wél een dergelijk fellowship hebben gevolgd, er binnen hun subspecialisme van terechtbrengen, stemt dat nogal eens treurig. Om maar niet te spreken over het gebrek aan competenties die ze laten zien bij de diagnostiek en behandeling van de overige neurologische pathologie.
Martin Schalij verwoordt het als volgt:
‘We moeten beseffen dat de generalist een belangrijke functie heeft. Niet alleen bij cardiologie, maar ook bij andere specialismen zoals interne geneeskunde. Om de zorg beheersbaar en betaalbaar te houden zou het goed zijn als we de generalist weer waarderen. Hij is echt niks minder dan een superspecialist. En we hebben hem hard nodig, voor het brede overzicht. Bovendien hebben verreweg de meeste patiënten helemaal geen superspecialistische zorg nodig.’
Het ontbreken van overzicht en een brede klinische blik, waartoe het ‘superspecialiseren’ in de geneeskunde heeft geleid, kunnen we onverkort doortrekken naar onze huidige politici, bestuurders en de verschillende vermeende deskundigen. Het ontbreekt hen eveneens aan een ‘klinische’ blik en een goed overzicht, waardoor de geachte dames en heren niet alleen de coronacrisis veroorzaakt hebben, maar die tot op de dag van vandaag in stand houden. Deze status quo werd veroorzaakt en wordt in stand gehouden door de fors vernauwde tunnelvisie, die onlosmakelijk verbonden is met dit gemêleerde gezelschap van zalig onwetenden (politici en bestuurders), in combinatie met de superspecialisten van de betrokken disciplines (met name virologen, microbiologen en epidemiologen). Het ontbreekt deze mensen aan een brede maatschappelijke blik en een goed overzicht zoals men dat van mensen in die posities zou mogen verwachten.
Dit pleidooi gaat over de bitter noodzakelijke herwaardering van de homo universalis.
Interview Alex Friedrich
De aanleiding voor deze blog is een artikel in het NRC van 15 november 2020, waarin een tenenkrommend interview werd geplaatst met de microbioloog Alex Friedrich, hoogleraar en hoofd van de afdeling Medisch Microbiologie en Infectiepreventie van het UMCG. Diezelfde Alex Friedrich die in het Dagblad van het noorden wist te vertellen dat, als we alle maatregelen tegen de verspreiding van SARS-CoV-2 zouden laten varen, er 2.000.000 mensen in het ziekenhuis zouden belanden en zo’n 510.000 mensen op de intensive care.[2]
Hoe kwam hij aan deze cijfers? Niemand die het weet. Hijzelf waarschijnlijk ook niet. Waarschijnlijk ‘s nachts in zijn dromen uit zijn dikke academische duim gezogen. Of zou Jacco Wallinga, Chef Telraampjes bij het RIVM, zijn computermodelletje zoveel ondeugdelijke aannames door de strot geduwd hebben dat het arme ding oprispingen kreeg en een harde zure boer liet, waarbij het deze getallen uitbraakte?
Ik ontleen aan de stichting NICE (Nationale Intensive Care Evaluatie) het cumulatief aantal opnames op de Intensive Care wegens COVID19 (Figuur 1: geraadpleegd op 25 november 2020). Dat zijn er op dit moment zegge en schrijve 5500. Dat is grofweg een factor 100 lager dan het getal wat deze COVID19-paranoïde microbiologische parasiet meende te moeten melden in het Dagblad van het Noorden. Het cumulatief aantal ziekenhuisopnames wegens COVID19 zijn er ongeveer 17.000. En ook dat is nog héél erg ver verwijderd van de 2.000.000 opnames die onze microbiologische onheilsprofeet ons wil wijsmaken.
Waar ieder weldenkend mens zich uit pure schaamte lange tijd zou gedeisd zou houden na een dergelijk stompzinnige voorspelling, al was het maar om te voorkomen dat men gebrandmerkt wordt als de zoveelste SARS-CoV-2-kletskous, gaat Alex Friedrich als halsstarrige ezel gewoon door. Hij is nog steeds overtuigd van het nut van een harde aanpak bij de verspreiding van SARS-CoV-2, ondanks een overweldigende hoeveelheid wetenschappelijke bewijs die een andere werkelijkheid laat zien. Blijkbaar is deze voor eenieder beschikbare wetenschappelijke literatuur glansrijk aan hem voorbijgegaan.
Onder het kopje ‘Besmettingen beperkt’ in het artikel in de NRC wordt benoemd dat zowel in de eerste golf als in de tweede golf het aantal ‘coronabesmettingen’ beperkt bleef. Friedrich stelt zich op het standpunt dat de landelijke maatregelen in maart en oktober 2020 voor Brabant en de Randstad te laat kwamen, maar voor het noorden net op tijd genomen werden. Maar hij benoemt ook dat men in het noorden sneller maatregelen nam: zo werden zorgmedewerkers laagdrempelig getest en mochten ze niet buiten de regio reizen. Verder werden mondkapjes in het UMCG verplicht voor studenten, en voor medewerkers die in het buitenland of in een Nederlandse brandhaard waren geweest. En het zijn deze maatregelen die volgens Friedrich effect hebben gehad, omdat in het noorden slechts 2% van de medewerkers in het UMCG positief testte tegenover 6% van de algemene populatie.
De strijd aanbinden tegen zoveel academische stupiditeit en onkunde is, zelfs met kennis van de literatuur en een behoorlijke mate van rede en verstand, bij voorbaat kansloos. Ik wist dan ook werkelijk niet waar te beginnen om dit rotsmassief van redeloosheid, domheid en gebrek aan kennis met de grond gelijk te maken. Maar ik ga toch weer een poging wagen, al is het tegen beter weten in.
Ik zal niet opnieuw beargumenteren waarom de rtPCR volstrekt ongeschikt is als screeningsinstrument om besmettingen met SARS-CoV-2 op te sporen in de algemene populatie. Het mag duidelijk zijn dat dit geen enkele zin heeft buiten de klinische context van een zieke patiënt, waarbij de test wordt gebruikt als onderbouwing van de diagnose, maar pas na een goede anamnese en een degelijk lichamelijk onderzoek. Er is inmiddels een nog dagelijks toenemende stroom aan wetenschappelijk bewijs die bevestigt dat het testbeleid zoals dat nu wordt uitgevoerd een strategie is bedacht door zotten en dwazen. De effectiviteit van de rt-PCR wordt gehinderd door een beperkte sensitiviteit, maar zeker ook door een beperkte specificiteit, met naar schatting 30-45% fout-negatieve uitslagen, en een hoog, maar tot nu toe onbekend aantal fout-positieve uitslagen. Dit alleen al door het feit dat de RT-PCR over een veel langer periode positieve testuitslagen genereert dan de periode waarin mensen in staat zijn om anderen te besmetten.[3] [4] [5] [6]
Dat Friedrich hier toch voor pleit is het zoveelste bewijs dat hij als arts waarschijnlijk nog nooit zelf in de directe patiëntenzorg heeft gewerkt, en werkelijk niets begrijpt van diagnostiek bedrijven volgens de wet van Bayes. Dit geldt evenzeer voor mensen als Marc Bonten, Marion Koopmans en Jaap van Dissel. Het is bij uitstek deze categorie superspecialisten die onze burgers het coronamoeras hebben ingedreven. Dankzij hun gebrekkige kennis van de maatschappij in het algemeen, en in het bijzonder door hun gebrek aan kennis van en ervaring in de geneeskunde. Ze hebben geen benul van de complexiteit van onze maatschappij en missen zelfs de meest basale kennis van de geneeskunde. Het zijn mensen die niets maar dan ook niets weten van alles wat zich meer dan een millimeter buiten de grenzen van hun eigen eng begrensde vakgebiedje afspeelt. Het zijn deze mensen die het debat in de afgelopen maanden gedomineerd hebben, mede doordat ze hun eigen kennis en kunde grenzeloos overschatten, prettig ongehinderd door zelfs maar de minste bescheidenheid. Daarbij zijn ze verslaafd aan de kritiekloze aandacht van de mainstream media, zoals het grote ego’s betaamd. En als er dan wetenschappelijke gegevens beschikbaar komen waar een pandemie wél effectief mee kan worden beteugeld, dan voelen zij zich niet geroepen om hiervan kennis te nemen, zelfs niet wanneer die hun eigen vakgebied betreffen. De uitlatingen van Alex Friedrich zijn hiervan een lichtend voorbeeld.
Dan Alex Friedrichs voorliefde voor de mondmaskers. Als hij zich ook maar iets gelegen had laten liggen aan de beschikbare wetenschappelijke literatuur, dan had hij geweten dat er tot op de dag van vandaag geen enkel solide wetenschappelijk bewijs bestaat dat ze ook maar iets bijdragen aan het beperken van de overdracht van virale infecties. Hij had deze kennis nota bene in zijn eigen taal tot zich kunnen nemen, en had als toegift nog kunnen lezen dat onzorgvuldig gebruik van mondmaskers de overdracht van virale en bacteriële infecties waarschijnlijk alleen maar bevordert.[7] Ik heb al eerder uitgebreid gerefereerd aan dit artikel in mijn blog ‘#Mondkappennou’. Nu verwacht ik niet dat iemand als Alex Friedrich mijn blogs leest, maar dit artikel van zijn Duitse collega had hij wel grondig mogen bestuderen, al was het maar omdat deze collega haar leven lang al werkzaam is als ziekenhuishygiënist en hierover de nodige wetenschappelijke artikelen heeft gepubliceerd. En anders wel omdat het artikel een officiële CME-gecertificeerde nascholing voor Duitse ziekenhuishygiënisten betreft.
Als Alex Friedrich dit overzicht gemist zou hebben, wat hem als hoofd van de afdeling Microbiologie en Ziekenhuishygiëne in het UMCG al niet in een goed daglicht zou stellen, dan nog zijn er andere goed uitgevoerde studies die precies hetzelfde laten zien. Al in 2015 werd in een studie in het British Medical Journal aangetoond dat het dragen van ‘cloth-masks’ door ‘health-care workers’ eerder tot meer dan minder virale infecties leidde bij de drager ervan.[8] In een ‘State of the Art’ review uit hetzelfde British Medical Journal uit 2015 is de harde conclusie dat er geen enkel wetenschappelijk bewijs voorhanden is dat de effectiviteit van stoffen mondmaskers aantoont, omdat er simpelweg geen goed ontworpen studies gedaan zijn naar een eventueel effect op de verspreiding van virale infecties.[9] Maar zelfs de vier gerandomiseerde trials naar de effectiviteit van medische mondmaskers in een klinisch medische setting die in deze review aan de orde komen, lieten geen enkel bewijs zien voor een effect op het voorkomen van overdracht van virale infecties. In de andere observationele, dwarsdoorsnede en experimentele studies in een klinisch medische setting werd het effect van medische mondmaskers nooit geïsoleerd onderzocht, maar altijd in samenhang met andere maatregelen, zoals het goed wassen van de handen.
Zelfs voor het gebruik van mondmaskers ter bescherming van anderen, zoals nu door de overheid gepropageerd wordt, bestaat geen enkel wetenschappelijk bewijs. Er is geen enkele indicatie dat deze de overdracht van virale ziekteverwekkers zouden verminderen. Ten overvloede, bij een analyse van negen gerandomiseerde studies naar het effect van mondmaskers op virale infecties in ‘community settings’ kwam er geen enkel bewijs naar voren waarmee de werkzaamheid kon worden aangetoond. Ook bleek uit al deze studies dat alleen handen wassen beschermt tegen de overdracht van virussen en dat mondmaskers geen enkele toegevoegde waarde hebben. En voor wie dan nog steeds enige waarde hecht aan het gebruik van mondmaskers verscheen zeer recent dan toch eindelijk de uitstekend opgezette en gerandomiseerde ‘Deense Trial’ in de Annals of Internal Medicine naar het effect van mondmaskers ‘outside the home’ op het aantal nieuwe besmettingen met SARS-CoV-2 bij de gebruikers. Het zal niemand verbazen dat ook dit onderzoek geen enkel effect van mondmaskers laat zien op de relevante uitkomstmaten.[10]
In een review van de beschikbare literatuur over het nut van mondmaskers ter preventie van verspreiding van SARS-CoV-2 wordt daarentegen een bijzondere stelling geponeerd. Het gaat om een review in het European Journal of Medical Research, waarbij de auteurs bij de ‘argumenten voor het dragen van een masker’ beweren dat ‘op plekken waar het niet mogelijk is om voldoende afstand te houden het dragen van een masker hoogstwaarschijnlijk de verspreiding van het virus via druppeltjes verminderd, waardoor het risico op het overbrengen van SARS-CoV-2 afneemt’.[11] Dit berust blijkbaar op de mening van de auteurs, aangezien zij geen enkele referentie geven bij deze stelling waaruit dit mogelijk zou kunnen blijken. Om direct daarna bovendien een hele reeks argumenten te geven waarom het dragen van een mondmasker naar alle waarschijnlijkheid contraproductief is. Overigens is van de vele auteurs er niet een verbonden aan een afdeling voor microbiologie of ziekenhuishygiëne, hetgeen deze publicatie een wat bijzonder aanzicht geeft. Aan de andere kant, zijn functie als hoofd van de afdeling Microbiologie en Ziekenhuishygiëne van het UMC Groningen heeft Alex Friedrich er ook nooit van weerhouden om de grootst mogelijke onwetenschappelijke kullekoek de wereld in te slingeren, dus dat gegeven is ook geen garantie voor de wetenschappelijke betrouwbaarheid van de auteur.
Wat betreft de mondkapjes wil ik als laatste nog vermelden dat voor elke medische behandeling, of het nu om een operatieve of medicamenteuze behandeling gaat, een grondige analyse van de kosteneffectiviteit moet worden aangeleverd bij de registratie-autoriteiten. Ook deze kosteneffectiviteitsanalyse, waar het de balans tussen kosten en baten van medische mondmaskers betreft, ontbreekt volledig in alle beschikbare wetenschappelijke literatuur.
Het zogenaamde bewijs dat mondmaskers ‘wellicht enig effect zouden kunnen hebben ter bescherming van anderen’, is enkel en alleen gebaseerd op allerlei preklinische- en modelleerstudies, zoals studies naar de doorlaatbaarheid van het mondmasker voor stofdeeltjes of aerosolen. Ik vermeld hier geen referenties omdat deze studies vrijwel zonder uitzondering volstrekt irrelevant zijn voor de dagelijkse klinische praktijk. Het inademen via een masker verloopt al niet zonder lekkage langs het masker – ongeacht of het nu om een stoffen masker gaat of om een chirurgisch masker – en het uitademen al helemaal niet, zoals iedere brildrager al merkt na twee keer in- en uitademen met een mondmasker op. Het door de politiek gehuldigde standpunt dat mondmaskers misschien bij zouden kunnen dragen aan de ‘bescherming van anderen’, getuigt van een dermate triest gebrek aan intellectueel vermogen en diepe geestelijke armoede, aangezien het overgrote deel van de uitademingslucht langs het masker lekt en niet door het masker zelf uitgeademd wordt. Het is mijns inziens pure geldverspilling om hier ook nog maar één minuut wetenschapstijd aan te besteden. Om maar helemaal te zwijgen over de verwoestende tsunami aan medisch afval die ons tegemoetkomt door het massale gebruik van medische mondmaskers, wat mijns inziens aantoont dat het laatste restje broodnodig perspectief en wijsheid onze politici en bestuurders nu definitief verlaten heeft. Aangenomen dat deze mensen überhaupt ooit hebben beschikt over de intellectuele capaciteit om hierover genuanceerd over na te kunnen denken. Diezelfde politici en bestuurders die nooit uitgepraat raken over de noodzaak om minder auto te rijden, meer met het openbaar vervoer te reizen en minder vlees te eten, omdat dat zo goed is voor ons milieu, hebben er nu geen enkele moeite mee dat onze oceanen massaal bedolven worden onder grote opeengepakte eilanden van plastic handschoenen en medische mondmaskers.[12]
Wanneer een arts of medisch specialist een behandeling in een ziekenhuis zou proberen door te voeren met een dergelijk ontstellend gebrek aan wetenschappelijke bewijs, zonder enige vorm van beoordeling en zonder van toestemming van het Zorginstituut Nederland, zou hij of zij zich voor de rechter moeten verantwoorden. En het is aannemelijk dat een arts die zijn behandeling er toch door zou proberen te drukken, voor vele jaren achter de tralies zou verdwijnen. Zo niet politici, bestuurders en artsen zoals Ernst Kuipers en Diederik Gommers, en ook niet-klinisch werkzame artsen zoals Alex Friedrich. Zij krijgen vrij spel en mogen deze volstrekt onbewezen en van iedere vorm van intellect gespeende interventies vrijelijk aanprijzen, en zullen zich waarschijnlijk nooit hoeven te verantwoorden voor deze niet eerder vertoonde mate van incompetentie waar het de infectiepreventie van virusinfecties betreft.
‘Primum non nocere’
En waar Alex Friedrich blijkbaar helemaal niet over nadenkt, zijn aan de patiënten die bij mij op het spreekuur komen, omdat hij als laboratoriumrat in witte jas blijkbaar alleen met zijn petrischaaltjes, zijn bloedkweekbuisjes en zijn rtPCR-apparatuur praat, en nooit met patiënten zelf. Oude, zwakke en fragiele mensen met hartfalen, COPD of patiënten die moeilijk ter been zijn, mensen die met de zweetdruppeltjes op het voorhoofd, letterlijk naar adem happend, achter de rollator voortploeteren op weg naar mijn polikliniek. Om vervolgens letterlijk opgelucht diep zuchtend mijn spreekkamer binnen te komen en me soms zelfs huilend bedanken voor het feit dat ze bij mij in de spreekkamer het mondmasker af mogen zetten. En van mij een vrijwaring krijgen voor het dragen van het mondmasker, ongeacht wat het beleid is van deze regering, bestuurders of ziekenhuisdirectie. Het opleggen van een mondmaskerplicht door lieden zoals Alex Friedrich, is niet minder dan misdadig, ook al zijn er formeel uitzonderingen op de mondmaskerplicht. Een aantal van deze mensen werd glashard de toegang tot supermarkt, drogist of openbaar vervoer ontzegd, ook al stond de diagnose op papier, en hadden ze mijn vrijwaring in de hand. De groepsdruk is in deze vele malen machtiger dan de uitzonderingsregel. Iedere arts die deze mondmaskerplicht heeft bedacht en ondersteunt moet mijns inziens zijn bul onmiddellijk inleveren omdat hij die niet waard is, en zelfs de meest basale wet van de geneeskunde niet kent: ‘primum non nocere’. Allereerst niet schaden.
Niet dat Alex Friedrich zich iets van deze harde wetenschappelijke gegevens aantrekt. Nee, hij denkt dat de mondmaskers bijgedragen hebben aan het feit dat slechts 2% van het personeel van het UMCG positief test, tegenover 6% van de algemene bevolking in het noorden van het land. Niet gehinderd door enige demografische kennis van de bevolking van het noordelijk deel van het land, of van de werknemers van het UMCG. Het komt niet in het hoofd van deze Alex Friedrich op dat het vooral ouderen zijn die een hogere kans hebben om ziek te worden van een besmetting met SARS-CoV-2 en zich alleen daarom al meer zullen laten testen, en dat er per definitie geen werknemers ouder dan 67 jaar op de loonlijst van het UMCG staan. Laat staan dat hij snapt dat, als men willekeurig iedereen test, de kans op een positieve test veel lager is dan wanneer men gericht test bij klachten. Het is niet de stupide persoon zelf die het meest lijdt onder zijn stupiditeit, maar zijn medemens des te meer.
Donald H. Henderson
En als deze mislukte hooggeleerde laboratoriumvleermuis zich in zijn onmetelijke wijsheid ver verheven voelt boven iedere beschikbare vorm van wetenschappelijke kennis, had hij er op zijn minst voor kunnen kiezen om te luisteren naar mensen die oneindig veel belangrijker zijn geweest dan hij bij het bestrijden van de voor de mens gevaarlijke virusinfecties. Hij zou bijvoorbeeld kunnen luisteren naar iemand als Donald H. Henderson (1928-2016), de man die wordt gezien als het brein achter de strategie die het variola major-virus uit de wereld heeft geholpen, de verwekker van de pokken. De pokken is een ziekte die, qua morbiditeit en sterfte in de menselijke populatie in verhouding met COVID-19, een mammoet is ten opzichte van een mug. Donald Henderson wijdde zijn leven aan het implementeren van moderne inzichten over de theorie van virusinfecties, waarbij hij zich op het standpunt stelde dat we onze immuniteit moeten opbouwen door middel van het doormaken van de infectie als het om een weinig virulent virus gaat, of door vaccinatie als het om een virus gaat dat veel ernstige ziekte en een hoge sterfte tot gevolg heeft. Dit onderscheid lijkt op basis van politiek opportunistische motieven en farmaceutische belangen geheel uit het oog verloren te zijn, zoals ook al bleek uit het boek ‘Dossier Mexicaanse Griep’ waarin de journalist Daan de Wit uit de doeken doet hoe de Mexicaanse Griep als een ‘kleine griep tot grote gevolgen leidde’.[13] Het werd door arts en epidemioloog Luc Bonneux getypeerd als het ‘grootste medische schandaal sinds de Tweede Wereldoorlog’. Ik denk overigens dat het SARS-CoV-2 virus een nog vele malen groter medisch schandaal is, een immens schandaal dat nog vele jaren zal nadreunen in de medisch en niet-medische wereld. Mensen als Alex Friedrich, maar ook Christian Drosten en Marion Koopmans zullen uiteindelijk worden aangewezen als de misdadige aanstichters van het enorme leed en de psychosociale ontwrichting die veroorzaakt worden door de huidige coronamaatregelen.
Op 78-jarige leeftijd schreef deze Donald Henderson een invloedrijk artikel over hoe men een pandemie met een virus zou moeten bestrijden. Hij zette alle strategieën nog eens op een rij, en besprak daarbij ook het nut van de moderne, in de mode geraakte strategieën van (verplichte) quarantaine en lockdowns. Het is een artikel dat iedereen die meewerkt aan deze rtPCR-pandemie verplicht zou moeten lezen, en herlezen. En nog eens moet herlezen.[14] [15]
Zeer lezenswaardig is wat Donald Henderson schrijft over het verloop van beide influenza-uitbraken in 1918 en in 1957, een-op-een van toepassing op de huidige verspreiding van het SARS-CoV-2 virus:
‘A new pandemic strain can be expected to spread rapidly and widely, but it is not likely to be constantly present in any given area. In both 1918 and 1957, there were some outbreaks of the disease in the U.S. in the late spring, but the outbreaks were geographically limited. This has been referred to as the ‘first wave’ of the pandemic. There were very few cases in the summer, but in the autumn a major pandemic wave of disease swept across the country during a 3–4-month period—the so-called ‘second wave.’ This was followed by a comparatively quiescent period, and then a ‘third wave’ occurred the following spring. Subsequently, the new strain in each of these pandemics displaced the then-currently circulating strains and continued to recur every 2–3 years as seasonal flu, although it caused fewer serious illnesses.’
(Het ligt in de lijn der verwachting dat een nieuwe pandemische stam zich snel zal verspreiden over een groot gebied, maar waarschijnlijk niet constant in een bepaald gebied aanwezig zal zijn. Zowel in 1918 als in 1957 waren er in de VS enkele uitbraken van de ziekte in het late voorjaar, maar de uitbraken waren geografisch beperkt. Dit wordt wel de ‘eerste golf’ van de pandemie genoemd. In de zomer waren er zeer weinig gevallen, maar in de herfst trok een grote pandemische golf over het land gedurende een periode van 3-4 maanden – de zogenaamde ‘tweede golf’. Deze werd gevolgd door een betrekkelijk rustige periode, waarna in het daaropvolgende voorjaar een ‘derde golf’ volgde. Vervolgens verdrong de nieuwe stam in elk van deze pandemieën de op dat moment circulerende stammen en bleef om de 2-3 jaar terugkomen als seizoensgriep, hoewel deze minder ernstige ziekte veroorzaakte.)
Zo mogelijk nog belangwekkender is wat hij schrijft over de diverse modellen die geacht werden het verloop van de verspreiding van infectieziekten te kunnen voorspellen. Het ligt in de lijn van de door het tovercomputertje van de Chef Telraampjes van het RIVM Jacco Wallinga uitgebraakte modelletjes over de verspreiding van SARS-CoV-2, die ons enorme rampen voorspelden, maar waarbij uiteindelijk geen enkele voorspelling uit bleek te komen.
‘No model, no matter how accurate its epidemiologic assumptions, can illuminate or predict the secondary and tertiary effects of particular disease mitigation measures. Nor, for example, can it assess the potential effects of high absentee rates resulting from home or regional quarantine on the functioning integrity of essential services, such as hospital care or provision of food and electrical service to the community. If particular measures are applied for many weeks or months, the long-term or cumulative second and third order effects could be devastating socially and economically. In brief, models can play a contributory role in thinking through possible mitigation measures, but they cannot be more than an ancillary aid in deciding policy.’
(Geen enkel model, hoe accuraat de epidemiologische veronderstellingen ook zijn, kan de secundaire en tertiaire effecten van bepaalde ziektebestrijdingsmaatregelen belichten of voorspellen. Het kan bijvoorbeeld evenmin de mogelijke gevolgen beoordelen van een hoog ziekteverzuim, als gevolg van quarantaine in eigen land of regio. Het is onduidelijk wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor het functioneren van essentiële diensten, zoals ziekenhuiszorg of de levering van voedsel en elektriciteit aan de gemeenschap. Indien bepaalde maatregelen gedurende vele weken of maanden worden toegepast, kunnen de langetermijneffecten of de cumulatieve effecten van de tweede en derde orde in sociaal en economisch opzicht verwoestend zijn. Kortom, modellen kunnen een rol spelen bij het doordenken van mogelijke mitigerende maatregelen, maar zij kunnen niet meer zijn dan een hulpmiddel bij het nemen van beleidsbeslissingen.)
Michael Levitt, biofysicus en Nobelprijswinnaar, zei er het volgende over:
‘Epidemiologists see their job, not as getting things correct, but as preventing an epidemic. So therefore, if they say it is hundred times worse than it’s going to be, then it’s ok. Our mistake was that we listened to them. They said the same thing for Ebola, they said the same thing for Bird Flu, and no one shut down for them. We should never have listened to the epidemiologists. They have caused hundreds of billions worth of suffering and damage, mainly on the younger generation
(Epidemiologen zien het niet als hun taak om situaties in het juiste perspectief te zien, maar om een epidemie te voorkomen. Dus als zij zeggen dat het honderd keer erger is dan het uiteindelijk zal worden, dan is het goed. Onze fout was dat we naar hen luisterden. Ze zeiden hetzelfde over Ebola, ze zeiden hetzelfde over de vogelgriep, en niemand legde de maatschappij stil voor deze ziektes. We hadden nooit naar de epidemiologen moeten luisteren. Zij hebben voor honderden miljarden aan leed en schade veroorzaakt, vooral bij de jongere generatie.)
Of lees de paragraaf van Donald Henderson over het door de overheid verbieden van sociale bijeenkomsten:
‘During seasonal influenza epidemics, public events with an expected large attendance have sometimes been cancelled or postponed, the rationale being to decrease the number of contacts with those who might be contagious. There are, however, no certain indications that these actions have had any definitive effect on the severity or duration of an epidemic. Were consideration to be given to doing this on a more extensive scale and for an extended period, questions immediately arise as to how many such events would be affected. There are many social gatherings that involve close contacts among people, and this prohibition might include church services, athletic events, perhaps all meetings of more than 100 people. It might mean closing theaters, restaurants, malls, large stores, and bars. Implementing such measures would have seriously disruptive consequences for a community if extended through the 8-week period of an epidemic in a municipal area, let alone if it were to be extended through the nation’s experience with a pandemic (perhaps 8 months). In the event of a pandemic, attendance at public events or social gatherings could well decrease because people were fearful of becoming infected, and some events might be cancelled because of local concerns. But a policy calling for community wide cancellation of public events seems inadvisable.’
(Tijdens seizoensgebonden influenza-epidemieën zijn openbare evenementen waarbij een groot aantal bezoekers werd verwacht, soms afgelast of uitgesteld om het aantal contacten met mogelijk besmettelijke personen te beperken. Er zijn echter geen duidelijke aanwijzingen dat deze maatregelen een definitief effect hebben gehad op de ernst of de duur van een epidemie. Indien zou worden overwogen dit op grotere schaal en voor een langere periode te doen, rijst onmiddellijk de vraag hoeveel van dergelijke evenementen daardoor zouden worden geraakt. Er zijn veel sociale bijeenkomsten waarbij mensen nauw met elkaar in contact komen, en dit verbod zou kunnen gelden voor kerkdiensten, atletiekevenementen, misschien alle bijeenkomsten van meer dan 100 personen. Het zou kunnen betekenen dat theaters, restaurants, winkelcentra, grote winkels en bars worden gesloten. Dergelijke maatregelen zouden ernstige ontwrichtende gevolgen hebben voor een gemeenschap als zij gedurende de periode van 8 weken van een epidemie in een stedelijk gebied zouden worden toegepast, laat staan als zij zouden worden toegepast gedurende de totale periode van een pandemie in een land (misschien 8 maanden). In het geval van een pandemie zou de opkomst bij openbare evenementen of sociale bijeenkomsten kunnen dalen omdat de mensen bang zijn besmet te raken, en sommige evenementen zouden op plaatselijk niveau uit bezorgdheid kunnen worden afgelast. Maar een beleid waarbij de hele gemeenschap wordt opgeroepen om openbare evenementen af te gelasten, lijkt niet raadzaam.)
Of wat Donald Henderson schrijft over de strategie van ‘social distancing’:
‘It has been recommended that individuals maintain a distance of 3 feet or more during a pandemic so as to diminish the number of contacts with people who may be infected. The efficacy of this measure is unknown. It is typically assumed that transmission of droplet-spread diseases, such as influenza, is limited to ‘close contacts’—that is, being within 3–6 feet of an infected person. Keeping a space of 3 feet between individuals might be possible in some work environments, but it is difficult to imagine how bus, rail, or air travelers could stay 3 feet apart from each other throughout an epidemic. And such a recommendation would greatly complicate normal daily tasks like grocery shopping, banking, and the like.’
(Er is aanbevolen dat mensen tijdens een pandemie een afstand van één meter of meer bewaren om het aantal contacten met mensen die besmet kunnen zijn te beperken. De doeltreffendheid van deze maatregel is onbekend. Gewoonlijk wordt aangenomen dat de overdracht van ziekten die via druppeltjes worden verspreid, zoals influenza, beperkt blijft tot ‘nauw contact’ – d.w.z. een afstand van minder dan één à twee meter tot een besmette persoon. In sommige werkomgevingen is het misschien mogelijk om een afstand van één meter tussen personen aan te houden, maar het is moeilijk voor te stellen hoe bus-, trein- of luchtreizigers gedurende een epidemie één meter van elkaar verwijderd kunnen blijven. En zo’n aanbeveling zou de normale dagelijkse taken als boodschappen doen, bankieren en dergelijke enorm bemoeilijken.)
En natuurlijk over de mondmaskers:
‘In Asia during the SARS period, many people in the affected communities wore surgical masks when in public. But studies have shown that the ordinary surgical mask does little to prevent inhalation of small droplets bearing influenza virus. The pores in the mask become blocked by moisture from breathing, and the airstream simply diverts around the mask. There are few data available to support the efficacy of N95 or surgical masks outside a healthcare setting. N95 masks need to be fit-tested to be efficacious and are uncomfortable to wear for more than an hour or two. More important, the supplies of such masks are too limited to even ensure that hospitals will have necessary reserves.’
(Tijdens de SARS-periode in Azië droegen veel mensen in de getroffen gemeenschappen in het openbaar een chirurgisch masker. Maar uit studies is gebleken dat het gewone chirurgische masker weinig doet om inademing van kleine druppeltjes met het influenzavirus te voorkomen. De poriën in het masker raken verstopt door vocht afkomstig van de ademhaling, en de luchtstroom zoekt zich gewoon een weg om het masker heen. Er zijn weinig gegevens beschikbaar over de doeltreffendheid van N95- of chirurgische maskers buiten de gezondheidszorg. N95-maskers moeten op pasvorm worden getest om doeltreffend te zijn, en zijn oncomfortabel om langer dan een uur of twee te dragen. Belangrijker is dat de voorraden van dergelijke maskers te beperkt zijn om te kunnen garanderen dat ziekenhuizen over de nodige reserves zullen beschikken.)
Maar het allerbelangrijkste is de samenvattende conclusie aan het einde van het artikel:
‘Experience has shown that communities faced with epidemics or other adverse events respond best and with the least anxiety when the normal social functioning of the community is least disrupted. Strong political and public health leadership to provide reassurance and to ensure that needed medical care services are provided are critical elements. If either is seen to be less than optimal, a manageable epidemic could move toward catastrophe.’
(De ervaring heeft geleerd dat gemeenschappen die met epidemieën of andere ongewenste voorvallen worden geconfronteerd, het best en met de minste ongerustheid reageren wanneer het normale sociale functioneren van de gemeenschap zo min mogelijk wordt verstoord. Een sterk leiderschap op politiek en volksgezondheidsgebied is van cruciaal belang om geruststelling te bieden en ervoor te zorgen dat de nodige medische zorg wordt verleend. Als een van beide elementen niet optimaal is, kan een beheersbare epidemie uitgroeien tot een catastrofe.)
En dat is dus precies wat er nu gebeurt.
De kennis was er allemaal, maar politici, bestuurders, vermeende experts, maar helaas ook zeer vele medici, namen er geen notie van.
Pseudoepidemie
Maar zelfs als mensen als Alex Friedrich niet naar gerespecteerde en bijzonder ervaren collega’s zoals Donald Henderson willen luisteren, dan zouden ze op zijn minst de recente geschiedenis kunnen bestuderen om te leren welke rampen er kunnen gebeuren, als men de zeer gevoelige PCR-test gebruikt voor een doel waarvoor deze test nooit bedoeld was, namelijk het massaal screenen van een populatie zonder, of met slechts milde en aspecifieke ziekteverschijnselen.
In 2007 werd in het Darthmouth-Hitchcock Medical Centrum een uitbraak van kinkhoest geconstateerd omdat er verschillende medewerkers waren die klachten ontwikkelden van langdurig en hevig hoesten.[16] [17] De uitbraak werd vastgesteld aan de hand van de resultaten van een PCR op de verwekker van kinkhoest, de gram-negatieve bacterie Bordetella Pertussis. Bij het screenen van bijna 1000 medewerkers kregen 142 medewerkers te horen dat ze kinkhoest hadden. Uiteindelijk waren er 134 ‘verdachte gevallen’ van kinkhoest, 1445 medewerkers kregen antibiotica voorgeschreven en 4524 medewerkers kregen een booster van het vaccin tegen kinkhoest. Daarmee was de uitbraak onder controle. Dacht men.
Maar het bleek vals alarm. Er was helemaal geen uitbraak van kinkhoest. In 27 samples die door de Centers of Disease Control (CDC) werden gekweekt, bleek er geen enkele kweek positief te zijn. Serologisch bloedonderzoek liet slechts bij 1 van 39 samples een verhoogde antistofconcentratie tegen de verantwoordelijke bacterie zien. De conclusie was duidelijk: er was geen uitbraak van kinkhoest, en die was er ook nooit geweest. Het was een uitbraak gebaseerd op het onjuist gebruik van de PCR. De conclusie die uit het gebeuren getrokken werd was de volgende:
‘The pseudo-epidemic had occurred, said experts interviewed for the article, because health officials ‘placed too much faith in a quick and highly sensitive molecular test [PCR] that led them astray.’ The test, and a ‘home brew’ of others like it that are given and interpreted in a non-standardised way, were blamed for the false positives.’
‘Volgens deskundigen die voor het artikel werden geïnterviewd, was de pseudo-epidemie ontstaan doordat gezondheidsfunctionarissen ‘te veel vertrouwen stelden in een snelle en zeer gevoelige moleculaire test [PCR] die hen op een dwaalspoor bracht’. De test, en een ‘eigen brouwsel’ van andere soortgelijke testen die op een niet-gestandaardiseerde manier worden afgenomen en geïnterpreteerd, kregen de schuld van de valse positieven.”
Deze uitspraak is een-op-een van toepassing op de huidige situatie met SARS-CoV-2.
Het hele gebeuren liet de betrokken artsen in verbijstering achter, met als belangrijkste vraag wat te doen bij een volgende vermeende uitbraak van een infectieziekte. De wereld leerde echter niets van deze profetische gebeurtenissen. Ik ontken daarmee niet dat er patiënten zijn die ernstig ziek worden, en ook overlijden aan de gevolgen van de infectie, maar het massaal testen van de bevolking met geen of slechts milde symptomen door middel van een rtPCR op SARS-CoV-2 kán alleen maar leiden tot het vaststellen van bovenstaande pseudo-uitbraken, zoals de huidige rtPCR pseudopandemie van SARS-CoV-2 24, 25).[18] [19] [20] [21] Het massaal testen van de bevolking buiten de klinische context van anamnese, lichamelijk onderzoek en overig aanvullend onderzoek is bedacht door irrationele idioten zonder enige kennis of kunde, en doet ons bijna verdrinken in het kunstmatig gecreëerde coronamoeras. Het heeft met geneeskunde niets te maken, laat staan met geneeskunst.
Aan de stuitende stompzinnigheid van Alex Friedrich komt echter nog geenszins een einde. Zo vertelt hij dat de coronamaatregelen pas versoepeld kunnen worden met het beschikbaar komen van sneltesten, waarvan er waarschijnlijk “miljoenen nodig zullen” zijn. Als ik dat hoor ga ik me toch voorzichtig afvragen welk belang Alex Friedrich bij deze uitspraak heeft. En ook in dit opzicht trekt hij zich blijkbaar niets aan van de huidige stand van de wetenschap, maar vaart alleen op zijn eigen microbiologisch psychotische brein. De uitlatingen die deze man kan men niet anders omschrijven dan als volstrekte kolder.
Sneltesten
In een recent uitgevoerde systemische review van de Cochrane Collabaration worden alle beschikbare point-of-care antigeentesten die op de markt zijn geanalyseerd.[22] Ik bespreek hier alleen de antigeensneltesten, omdat in Nederland de moleculaire sneltesten vooralsnog niet gebruikt worden. Bij een beoordeling van de vijf studies die gedaan zijn naar de testeigenschappen van de antigeen sneltesten blijkt dat alle vijf als gouden standaard de rtPCR op SARS-CoV-2 hebben, waarvan we nu weten dat dat allesbehalve een gouden standaard is. Die studies naar de antigeensneltesten met de rtPCR als gouden standaard behoren feitelijk dan ook ongezien in de papierversnipperaar te verdwijnen.
Desalniettemin zal ik u een aantal grafieken laten zien uit deze Cochrane Review en, ik benadruk het nog maar eens, waar de sensitiviteit en specificiteit van de antigeensneltesten vergeleken worden met de oud-schroot standaard die de rtPCR inmiddels gebleken is. Ik denk dat het volstaat om de grafieken te laten zien van de sensitiviteit en specificiteit, uitgesplitst naar een ‘high viral load’ en een ‘low viral load’. Bij het massaal testen van de bevolking zonder klachten of symptomen zal in het overgrote deel sprake zijn van een ‘low viral load’. Saillant detail is dat de specificiteit van de antigeen sneltesten helemaal niet geschat kan worden bij een ‘low viral load’, zodat we helemaal niet weten hoeveel fout-positieve uitslagen er zullen zijn bij het gebruik van deze testen als screeningsinstrument.
Verder zal ik u laten zien wat de ‘risk of bias’ is: dat staat voor een systematische vertekening van de resultaten door de studieopzet, in welke vorm dan ook, en de ‘concern for applicability’, die aangeeft of de gebruikte test wel geschikt is voor het beoogde doel. Ik denk dat de onderstaande figuur meer dan veelzeggend is. Van drie van de vijf studies naar de antigeen testen is de ‘risk of bias unclear’ en de ‘applicability concerns’ voor toepassing van de antigeensneltest bestaan voor vier van de vijf studies.
Er is geen weldenkende arts of epidemioloog die een test die zo slecht presteert zou inzetten voor een massale screening op een virusinfectie onder de bevolking, nota bene een virusinfectie die in verreweg de meeste gevallen asymptomatisch of mild verloopt. De zwarte wetenschapsschimmel Alex Friedrich heeft er echter geen enkele moeite mee, en mag ongehinderd zijn pad vervolgen als hoofd van de afdeling Microbiologie en Ziekenhuishygiëne van het UMCG. Ook de, bij gebrek aan intellectueel gewicht, als fijnstof opgewaaide kinderarts-epidemioloog Patricia Bruijning[23] van het UMC Utrecht mag straffeloos en onweersproken deze onwetenschappelijke kolder verkondigen op de nationale TV. Dergelijke mensen zijn niet minder dan een gotspe en beschadigen in zeer ernstige mate het vertrouwen in de medisch stand. En dat waarschijnlijk voor vele jaren. Wie dit interview leest hoeft zich niet af te vragen waarom het vertrouwen in de medische stand al jaren daalt, en kan zich alleen maar verbazen over het feit dat er überhaupt nog enig vertrouwen in de medische stand bestaat.
Zoals ik al vaker heb gezegd, van politici hoef je deze kennis en kunde niet te verwachten. Het lijkt wel of, hoe groter de proeve van onbekwaamheid is die politici hebben laten zien tijdens hun politieke carrière, hoe lucratiever het baantje is dat ze aan hun politieke disfunctioneren overhouden. Mensen als Ab Klink en Edith Schippers zijn hier de sprekende voorbeelden van. Ab Klink die ons opzadelde met het DBC-systeem dat tot op de dag van vandaag diagnoses registreert die geen enkele relatie hebben met de werkelijk gestelde diagnose. Edith Schippers die laat zien dat, als je in twee termijnen als minister van VWS werkelijk helemaal niets goed hebt weten te doen, toch het financieel uitermate comfortabele pluche van DSM op je wacht. Beiden hebben deze zorgcrisis op hun geweten. Want dat is het: een zorgcrisis, en geen coronacrisis. Het is waarschijnlijk dé reden dat deze illustere types zich nu muisstil houden, uit angst publiekelijk met pek en veren overgoten te worden, om vervolgens door Den Haag gesleurd worden op weg naar het schavot op het binnenhof, in de vorm van een parlementaire enquête als deze periode van waanzin voorbij is, en deze mensen tot verantwoording worden geroepen.[24] [25] [26] Deze door de overheid geïnduceerde coronacrisis bewijst als nimmer te voren dat het met de selectie van capabele en kundige bewindslieden en bestuurders zo slecht is gesteld dat zo langzamerhand voor de stabiliteit van het land en de veiligheid van onze burgers moet worden gevreesd.
Wie als arts, hoogleraar microbiologie en ziekenhuishygiène of niet, dergelijke uitspraken doet is zelfs geen wetenschappelijke lichtgewicht, maar een door overheidsclowns gevlochten modelleerballon gevuld met lachgas, die elke dag stevig aan zijn bureau op zijn werkkamer in het UMCG moet worden vastgeknoopt met een touwtje, om te voorkomen dat hij met het minste vleugje westenwind terug waait naar zijn onzalige geboorteplaats in Duitsland. Ik zou graag het touwtje doorknippen en hem heel lang nakijken, om er zeker van te zijn dat hij de oostelijke grens van ons land passeert en nooit meer terugkomt.
En wie als arts heeft meegewerkt aan deze mondmaskerplicht en de andere zinloze maatregelen moet mijns inziens zijn artsenbul inleveren en helemaal opnieuw beginnen. Simpelweg omdat deze lieden de allerbelangrijkste principes in de geneeskunde niet hebben begrepen of achteloos over de schouders hebben gegooid.
Namelijk het principe ‘primum non nocere’; allereerst niet schaden, en in ‘dubio abstine’; bij twijfel nietsdoen.
[1] Superspecialisatie heeft ook zijn keerzijde. Medisch Contact, 7 november 2017.
[2] Viroloog Alex Friedrich: Als corona vrij spel krijgt, belanden twee miljoen Nederlanders in het ziekenhuis. Dagblad van het Noorden; 9 oktober 2020.
[3] False Negative Tests for SARS-CoV-2 Infection — Challenges and Implications. N Engl J Med 2020; 383:e38.
[4] Interpreting a covid-19 test result. BMJ 2020;369:m1808.
[5] Mass testing for covid-19 in the UK. An unevaluated, underdesigned, and costly mess. BMJ 2020;371:m4436.
[6] Specificity and positive predictive value of SARS-CoV-2 nucleic acid amplification testing in a low-prevalence setting. Clinical Microbiology and Infection. Volume 27, issue 3, P469.E9-469.E15, March 01, 2021.
[7] Mund-Nasen-Schutz in der Öffentlichkeit: Keine Hinweise für eine Wirksamkeit. Ines Kappstein, Krankenhaushygiene, 2020; 15(03): 279-295.
[8] MacIntyre CR, Seale H, Dung TC, et al. A cluster randomised trial of cloth masks compared with medical masks in healthcare workers. BMJ Open 2015;5:e006577.
[9] Facemasks for the prevention of infection in healthcare and community settings. State of the Art Review. BMJ 2015;350:h694.
[10] Effectiveness of Adding a Mask Recommendation to Other Public Health Measures to Prevent SARS-CoV-2 Infection in Danish Mask Wearers : A Randomized Controlled Trial. Ann Intern Med. 2021 Mar;174(3):335-343. doi: 10.7326/M20-6817. Epub 2020 Nov 18.
[11] Matuschek, C., Moll, F., Fangerau, H. et al. Face masks: benefits and risks during the COVID-19 crisis. Eur J Med Res 25, 32 (2020). https://doi.org/10.1186/s40001-020-00430-5.
[12] ‘More masks than jellyfish’: coronavirus waste ends up in ocean. The Guardian, Monday 8 June, 2020.
[13] ’Het Grootste Medische Schandaal sinds WO-II”. Follow the Money, 22 december 2010.
[14] Disease mitigation measures in the control of pandemic influenza. Biosecu Bioterror. 2006;4(4):366-75.
[15] How a Free Society Deals with Pandemics, According to Legendary Epidemiologist and Smallpox Eradicator Donald Henderson. American Institute for Economic Research; May 21, 2020.
[16] Curbing false positives and pseudo-epidemics. The Lancet Infectious Diseases. Volume 7, issue 3, P186, March 01, 2007.
[17] Faith in Quick Test Leads to Epidemic That Wasn’t. New York Times; Jan. 22, 2007.
[18] Correlation Between 3790 Quantitative Polymerase Chain Reaction–Positives Samples and Positive Cell Cultures, Including 1941 Severe Acute Respiratory Syndrome Coronavirus 2 Isolates. Clinical Infectious Diseases, Volume 72, Issue 11, 1 June 2021, Page e921.
[19] False-positive COVID-19 results: hidden problems and costs. The Lancet Respiratory Disease. Volume 8, issue 12, P1167-1168, December 01, 2020.
[20] Valent, F., Doimo, A., Mazzilis, G., & Pipan, C. (2021). RT-PCR tests for SARS-CoV-2 processed at a large Italian Hospital and false-negative results among confirmed COVID-19 cases. Infection Control & Hospital Epidemiology, 42(4), 498-499. doi:10.1017/ice.2020.290.
[21] Pfefferle Susanne, Reucher Svenja, Nörz Dominic, Lütgehetmann Marc. Evaluation of a quantitative RT-PCR assay for the detection of the emerging coronavirus SARS-CoV-2 using a high throughput system. Euro Surveill. 2020;25(9):pii=2000152.
[22] Dinnes J, Deeks JJ, Adriano A, Berhane S, Davenport C, Dittrich S, Emperador D, Takwoingi Y, Cunningham J, Beese S, Dretzke J, Ferrante di Ruffano L, Harris IM, Price MJ, Taylor-Phillips S, Hooft L, Leeflang MMG, Spijker R, Van den Bruel A. Rapid, point‐of‐care antigen and molecular‐based tests for diagnosis of SARS‐CoV‐2 infection. Cochrane Database of Systematic Reviews 2020, Issue 8. Art. No.: CD013705. DOI: 10.1002/14651858.CD013705. Accessed 03 April 2022.
[23] Epidemioloog pleit voor extra maatregelen op middelbare scholen. Noordhollands Dagblad, maandag 23 november 2020.
[24] Beddentekort is niet nieuw, de aandacht ervoor wel. Column Danka Stuijver; de Volkskrant, 4 november 2022.
[25] Hoe efficiëntie de Nederlandse Zorg al jarenlang kwetsbaar maakt. NRC, 19 november 2020.
[26] Het zorgstelsel is nooit berekend op een pandemie. NRC, 23 oktober 2020.