De Boeven van BigPharma

 

Op social media deelde Jop de Vrieze, wetenschapsjournalist van de Volkskrant, een artikel van de Centers of Disease Control (CDC) waaruit – wederom – zou blijken dat een hartspierontsteking na het doormaken van COVID19 veel frequenter voorkomt dan na vaccinatie. Nu is het zo dat de CDC politiek bedrijft[1] en geen wetenschap, maar zij zal dat vanzelfsprekend niet van de daken schreeuwen. En dus keek ik wantrouwend en kritisch naar de methodologie van de studie.[2] Om tot de onvermijdelijke conclusie te komen dat die oorverdovend rammelt, als men maar weet waar het oor te luister te leggen. Dat is het moment om te stoppen met lezen en iets nuttiger te gaan doen, omdat op voorhand duidelijk is dat de conclusie van deze studie waardeloos is. Op een kreupel paard kun je niet rijden.

Nu heb ik, sinds ik kennis gemaakt heb met Maarten Keulemans, bepaald geen hoge pet op van wetenschapsjournalisten. En dan druk ik me nog bijzonder diplomatiek uit. En dus moest ook De Vrieze het ontgelden. Ik verweet hem dat hij óf het artikel helemaal niet gelezen had, óf de methodologie niet kritisch had beoordeeld, dan wel simpelweg niet wist hoe deze te beoordelen. En natuurlijk kon ik het niet nalaten om daaraan toe te voegen dat kritische wetenschappers een wetenschappelijk onderzoek eerst grondig bestuderen, en er pas daarna iets over zeggen of schrijven, maar dat wetenschapsjournalisten over het algemeen precíes het tegenovergestelde doen, namelijk zich beperken tot het lezen van de conclusie, en daar dan zeer uitbundig en rumoerig over schrijven. Het zal de geschiedenis ingaan als de wanstaltige wetenschappelijke kookkunst van het journalistieke wonderkind total loss, Maarten Keulemans.

Tot mijn verbazing reageerde Jop de Vrieze. Hij gaf eerlijk toe dat hij de studie, waar het door hem gedeelde artikel naar verwees, inderdaad niet gelezen had. Ook schreef hij in zijn antwoord dat het voor hem nog allerminst vaststond of een hartspierontsteking nu vaker voorkomt na vaccinatie tegen COVID19, of na het doormaken van COVID19 zelf. Ik vond het moedig en correct dat hij reageerde, al is het mij een raadsel waarom hij een opiniërend stuk deelt op social media, zonder de studie waar dit stuk naar verwijst, eerst zelf grondig te lezen.

Tot zover Jop de Vrieze. Want wat er nu precies mis is met deze of andere studies laat ik voor nu in het midden. En ook de vraag wie van ons twee er nu gelijk heeft, is voor dit moment niet van belang.

Er is namelijk iets veel belangrijkers te vertellen, iets van veel fundamenteler belang, en dat is hoe BigPharma en de door haar gecontroleerde overheidsinstanties de boel besodemieteren en bedonderen. Voor de kritische en geïnteresseerde insider is dit allesbehalve een verrassing, het enige dat wellicht nieuw is in de coronacrisis is de ongekende omvang ervan. Er zijn in de afgelopen tientallen jaren voldoende kritische artsen en wetenschappers geweest die bij herhaling over de twijfelachtige praktijken van BigPharma geschreven hebben. Mensen als Peter Gøtsche[3] en Peter Doshi[4] publiceren al jaren boeken en artikelen over de dubieuze en soms ronduit criminele praktijken binnen deze bedrijfstak.

En dan is daar nog een uiterst venijnig en ronduit alarmerend artikel van John Ioannidis, met de veelzeggende titel ‘Evidence-based medicine has been hijacked: a report to David Sackett’. Hij schreef het naar aanleiding van een ontmoeting met David Sackett, de grondlegger van de Evidence Based Medicine (EBM).[5] Het artikel is zeer aanbevelingswaardig, en eigenlijk verplichte kost voor iedere arts en student geneeskunde. Maar ook de geïnteresseerde leek zou dit artikel eigenlijk moeten lezen: om te leren hoe de medische wetenschap (dis)functioneert. De ervaringen van Ioannidis met de medische wetenschap in de twaalf jaren na dit gesprek zijn indrukwekkend. Deze ervaringen laten op een verbijsterende en uitermate verontrustende wijze zien hoe de zucht naar macht, status en geld – vaak gepaard gaande met schaamteloze corruptie en openlijke fraude – de dagelijkse agenda van de medische wetenschap bepalen. Het is een beangstigend maar ook ontroerend relaas van een arts en wetenschapper die ziet dat de geneeskunde zover is afgegleden dat het op sommige gebieden meer kwaad dan goed doet.

Ik zal hier de vertaalde abstract van dit artikel geven, maar nogmaals, ik raad iedereen aan om het artikel in zijn geheel te lezen, omdat het niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Het laat zien hoe vreselijk het fout is gegaan in de medische wetenschap. Heel veel duidelijker kan ik het niet zeggen: het zijn precies deze alarmerende ontwikkelingen in de medische wetenschap waar we nu de uitermate wrange vruchten van plukken, bitter-zure, vieze vruchten die we waarschijnlijk nog heel lang zullen moeten plukken.

Een ander onthutsend relaas van de lelijkheid en verwerpelijkheid van een volledig gecommercialiseerde medisch-wetenschappelijke gemeenschap is te vinden in het volgende artikel, dat eveneens zeer de moeite waard is om in zijn geheel gelezen te worden: ‘COVID UPDATE: What is the truth? [6] Hierin wordt maar al te duidelijk hoe met kritische artsen en wetenschappers werd omgegaan ten tijde van de coronacrisis. Vele citaten uit dit artikel zijn de moeite waard om hier weer te geven, hoewel ik ze niet allemaal onderschrijf. Ik zal me beperken  tot één ervan die ik zeker onderschrijf, een uitspraak die gedaan werd door Richard Horton, hoofdredacteur van The Lancet: “Medische tijdschriften zijn verworden tot witwasbedrijven voor de farmaceutische industrie.”

Dit is een bekentenis die voortbouwt op een gesprek met David Sackett in 2004, toen ik hem deelgenoot maakte van enkele persoonlijke ervaringen in de evidence-based medicine (EBM), de beweging die hij had geïnitieerd en verspreid. Het verhaal is uitgebreid met wat er in de daaropvolgende 12 jaar is gebeurd. EBM heeft op veel plaatsen bekendheid gekregen en haar principes werden in vele landen in praktijk gebracht, maar niet overal. Zo heeft het bijvoorbeeld nooit veel invloed gekregen in de VS. Naarmate de EBM invloedrijker werd, werd het ook steeds meer gekaapt om andere agenda’s te dienen dan waar het oorspronkelijk voor bedoeld was. Invloedrijke gerandomiseerde trials worden grotendeels gedaan door, en ten behoeve van de industrie. De productie van meta-analyses en richtlijnen is fabriekswerk geworden, die meestal ook gevestigde belangen dienen. Nationale en federale onderzoekfondsen worden bijna uitsluitend gebruikt voor laboratoriumonderzoek en klinisch onderzoek dat weinig relevant is voor de praktische gezondheidszorg. Wij hebben die ontwikkeling bevorderd door het aanstellen van hoofdonderzoekers die in de eerste plaats uitblinken een functie als managers die meer geld opslokken. Onderzoek naar diagnoses en prognosen, en inspanningen om behandeling te individualiseren bleken steeds weer valse beloften te zijn. De epidemiologie van risicofactoren voor ziekten blinkt uit in ‘data-fishing expeditions’, waarbij sterk ingezoomd wordt op nauwelijks relevante effecten, en ‘wetenschappers’ het auteursschap cadeau kregen [zolang ze de conclusie van studies maar onderschreven, i.e. ghostwriting], en me is bedreven geraakt in het dicteren van beleid op basis van vals bewijsmateriaal. Onder druk van de markt is de klinische geneeskunde getransformeerd in een op financiën gebaseerde geneeskunde. Op veel plaatsen verspillen geneeskunde en de gezondheidszorg kostbare financiële en maatschappelijke middelen, en begint de geneeskunde een bedreiging voor het menselijk welzijn te worden. Ontkenning van de wetenschap en kwakzalvers bloeien mede daardoor op en leiden meer mensen op een dwaalspoor in hun levenskeuzes, waaronder gezondheid. EBM blijft nog steeds een onvervuld doel, dat het waard is te worden bereikt.

En in Nederland hebben we natuurlijk Dick Bijl,[7] die al vele jaren schrijft over hoe de farmaceutische industrie onderzoeksresultaten naar haar hand zet, en met dubieuze praktijken artsen beïnvloedt om op die manier haar koopwaar aan de man te brengen. Ik kan me nog goed herinneren hoe ik als student geneeskunde zijn literatuurbesprekingen in het Geneesmiddelenbulletin las, waarin hij wetenschappelijke onderzoeken uiteenrafelde die ik zelf ook gelezen had. In ongeveer drie A4’tjes maakte hij regelmatig gehakt van een wetenschappelijke studie. Hij wees op gemaakte fouten in de opzet van de studie, de toegepaste statistische methoden, de weergave van de resultaten, en de conclusies die getrokken werden. Ik was vaak verbaasd, zo niet verbijsterd over de hoeveelheid details die ik rijkelijk gemist had bij het lezen en het beoordelen van exact hetzelfde artikel. Voor het eerst begon het me te dagen dat het vermogen om wetenschappelijke literatuur te lezen, te beoordelen en op waarde te schatten, slechts mondjesmaat aan de orde kwam in de opleiding geneeskunde, en dat dit absoluut onvoldoende was om zelf betrouwbaar wetenschappelijke publicaties te kunnen beoordelen.

Ik denk nu met enige regelmaat terug aan de periode dat ik naast de studie geneeskunde ook medische biologie studeerde. Dat lijkt veel ambitieuzer dan het in werkelijkheid is, want de overlap tussen de studie geneeskunde en de studie medische biologie in Utrecht was destijds in de eerste twee jaren 70%. Op dat moment dacht ik nog dat ik veel beter zou zijn als wetenschapper dan als arts. En dus stond ik tussen de biologiestudenten te pulken aan de kaakspier van een dode hond, woelde ik in het darmpakket van een dood varken en zaagde de botten van een koeienpoot door.[8] Ook volgde ik een college waarin een gedreven onderzoeker uitlegde hoe de grote sprongkracht van een paard direct uit de veerkracht van de hoeven van het dier volgt, iets wat hij aantoonde door toepassing van de mechanica en het principe van behoud van energie. Ik vond het allemaal even boeiend, maar de tijd schreed onverbiddelijk voort, en op een gegeven moment realiseerde ik me dat het waarschijnlijk verstandig was om af te studeren nog voordat ik met pensioen zou gaan. En dus liet ik het bij twee jaar medische biologie en ging door met de studie geneeskunde.

Tijdens deze anatomiepractica kwam ik in aanraking met een student die, naast zijn studie medische biologie, biostatistiek als hobby had. Opluchting alom, want ik bleek niet de enige vreemde snuiter te zijn. Hij maakte er een sport van om publicaties uit de sociale wetenschappen en de geneeskunde te bespotten en met argumenten onderbouwd met de grond gelijk te maken. En om snel te kunnen bepalen of het, na het lezen van de samenvatting, nog de moeite waard was om het hele artikel te lezen, had hij bij wijze van grap een aantal vuistregels ontwikkeld.  Zo stelde hij dat, als in de bespreking van de resultaten de woorden ‘could be’, ‘maybe’ en ‘possibly’ vaker dan tien keer voorkwamen, de kans meer dan 95% was dat de studie alleen nog geschikt was om de kachel mee aan te steken. Een volgende goede voorspeller voor de kwaliteit van een studie, zo meende hij, was het in centimeters meten van de lengte van de beschrijving van de studieopzet, en die te vergelijken met de lengte van de bespreking van de resultaten. Zijn overtuiging was dat hoe korter de beschrijving van de studieopzet en hoe langer de discussie van de studie, hoe slechter het artikel was. Hij noemde het letterlijk de duimstok van de wetenschap, nadat ik hem vertelde dat ik ooit was begonnen als timmerman. Hij kwam enkele dagen later grijnzend met duimstok aanzetten, zodat ook ik snel de kwaliteit van een studie kon meten.

Natuurlijk veroorzaakten deze zelfbedachte vuistregels de nodige hilariteit. Ik geloofde er destijds niet veel van, en hij zelf waarschijnlijk ook niet. Maar hij paste wel de juiste strategie toe bij het beoordelen van een wetenschappelijk artikel: na het lezen van de abstract, beoordeelde hij altijd als eerste de studieopzet en de gebruikte statistische methode, en besliste daarna of het de moeite waard was om verder te lezen. En ik ben zijn, als grappige shortcuts bedoelde, beoordelingscriteria nooit vergeten en het is verbazingwekkend hoe goed ze kunnen voorspellen wat de kwaliteit van een wetenschappelijk artikel is. Wie niet goed nadenkt over de studieopzet is blijkbaar vaak snel klaar met het beschrijven ervan, terwijl dit het belangrijkste deel van de studie is. En wie heel veel woorden nodig heeft om alle mitsen en maren over de uitkomsten van een studie te bespreken, heeft blijkbaar niet goed nagedacht over de studieopzet, waardoor een studie meer vragen genereert dan antwoorden oplevert. En vooral de eerste beoordelingsmethode doet het in mijn ervaring erg goed. Als een studie niet meer oplevert dan ‘misschien’, ‘mogelijk’ en ‘zou kunnen’, voegt deze over het algemeen weinig toe.

Verleidingsstrategieën van BigPharma

En natuurlijk maakt BigPharma gebruik van alle psychologische kennis en tactieken die haar ter beschikking staan: zo worden er knappe vrouwen op mannelijke artsen afgestuurd, en knappe mannen op vrouwelijke artsen. En zelfs met de seksuele geaardheid wordt rekening gehouden, als men dit kan achterhalen. Een goede vriend van mij, eveneens neuroloog, maakte daarover eens de grap: “De enige artsenbezoekers die bij mij de spreekkamer binnenkomen, zijn de dames waarbij het rokje ruim boven de knie eindigt.” Net als ik ontving hij ze echter nooit. Het was simpelweg zonde van de tijd, en het kruiperige gedrag van sommige van hen, is werkelijk meer dan een normaal mens kan verdragen.

En ja, het aantal ronduit lelijke artsenbezoekers is te tellen op de tenen van een diabetische voet. Ik heb daar zelf letterlijk een redelijk extreem voorbeeld van gezien. Tijdens een waarneming op Aruba werd ik gebeld door de secretaresse of ik ook artsenbezoekers ontving. Mijn antwoord was kort: “Nee.” Vervolgens liep ik naar de balie waar een donkere schone stond, haar weelderige billen in een kort en strak broekje geperst dat meer liet zien dan het bedekte, en een nauwkeurige inspectie van de bikinilijn zonder problemen toeliet. Haar borsten had ze in een al even weinig aan de verbeelding overlatend hemdje geperst, zonder BH, met als gevolg een decolleté waarin men kon verdrinken. Casual sandaaltjes aan de voeten, met natuurlijk perfect gelakte nagels. Een gezicht dat qua schoonheid niet onderdeed voor de allermooiste modellen, en omlijst met een prachtige bos donker haar. En dus vroeg ik de secretaresse: “Je gaat me toch niet vertellen dat zij de artsenbezoeker waar je net over belde?”

Ze begon te lachen. Natuurlijk was ze dat wel. En ondanks de airco, kreeg zelfs ik het er warm van: men moest van goeden huize komen, of bijzonder slechte ogen hebben, om haar de deur te wijzen. Haar broekje eindigde wel erg ver boven de knieën; beter gezegd, de pijpjes ervan waren nooit voornemens geweest af te dalen naar dit onbereikbare doel. Ik bromde nog dat ik in het vervolg eerst zou komen kijken alvorens een artsenbezoeker te weigeren, waarna de secretaresse nog harder begon te lachen. Hoe een telefoon een testosteronintoxicatie kan voorkomen.

En natuurlijk worden de artsenbezoekers getraind in hoe ze zich bij artsen naar binnen kunnen kletsen, en hoe ze vervolgens hun prooi moeten verleiden tot het voorschrijven van hun producten. Zo leren ze bijvoorbeeld onderscheid te maken tussen de ‘drukke arts’, de ‘ongeïnteresseerde arts’, de ‘arrogante arts’ en de ‘kritische arts’. En voor al deze verschillende artsen hebben ze een verschillende benaderingsstrategie. Ten opzichte van de arrogante arts, die zich qua kennis en kunde (en vaak ook als mens) ver verheven voelt boven de artsenbezoeker, stelt hij of zij zich nederig op: “Kan ik u ergens mee van dienst zijn, zou u eens willen beoordelen hoe ons product het in uw praktijk doet, wellicht kunnen wij er nog iets aan verbeteren? Of heeft u zelf wellicht suggesties?” De drukke arts wordt anders benaderd: “Ik begrijp dat u heel erg druk bent, dus ik neem maar een minuutje van uw schaarse tijd in beslag, en dan laat ik mijn kaartje bij u achter. Is dat goed? En hier heeft u een folder van ons product, dan kunt u het nog eens rustig nalezen op een moment dat het u schikt.” Dan de benadering van de ongeïnteresseerde arts: “Ah… U heeft geen interesse in ons product? En u heeft al een product waarover u erg tevreden bent? Ik begrijp het, never change a winning team. Maar mag ik u er dan toch op wijzen dat ons product in vergelijking met uw favoriete geneesmiddel veel beter uit de bus komt? Mocht u meer willen weten, ik laat graag mijn kaartje achter. Zou ik u dan over een tijdje nog eens mogen benaderen?” En dan zijn er natuurlijk nog de ‘gemakzuchtige artsen’, maar daar is geen specifieke benadering voor nodig: ze geloven klakkeloos alles wat de artsenbezoeker hem of haar vertelt, en vinden het maar wat gemakkelijk dat ze in een kwartiertje helemaal ‘bijgepraat’ worden. Het zijn de ‘walk-overs’ voor BigPharma.

De kritische artsen, waar ik mezelf onder schaar, worden weer anders benaderd: “Ah, ik begrijp het al, u bent niet overtuigd: zal ik u dan de artikelen geven waarin ons product wordt vergeleken met andere producten? Dan kunt u zelf uw oordeel vormen over wat de toegevoegde waarde is van ons product. Ik zal de wetenschappelijke artikelen over ons product bij u achterlaten, dan kunt u zichzelf overtuigen.” En inderdaad, de studies die ze achterlieten lieten zonder uitzondering zien dat hun koopwaar beter was dan de koopwaar van de concurrent, of beter nog; beter dan een middel waarvan het patent verlopen was. Maar wie de moeite nam om zelf een literatuursearch uit te voeren, kwam erachter dat men wel erg selectief gegrabbeld had in de grabbelton van medisch-wetenschappelijke artikelen, waarin voor ieder wat wils te vinden is.

Maar de beïnvloeding door BigPharma gaat nog veel verder, en de boeven van BigPharma hebben nog veel meer, en vooral subtielere manieren om hun prooidieren, de artsen, te vangen. En dan kom ik terug bij Jop de Vrieze. Want hij is echt niet de enige die zich laat bedotten, en te weinig kritisch is op wat er zoal gepubliceerd wordt aan wetenschappelijk onderzoek. Dat geldt namelijk ook voor vele artsen en wetenschappers.

Ik heb altijd veel gelezen, ook in mijn studietijd. Tekstboeken las ik van kaft tot kaft, ook al beperkte de verplichte leerstof zich tot slechts enkele delen van het boek. Maar ik wilde alles weten en alles begrijpen. Ik las zelfs artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften (Zoals ‘Cerebral Cortex’ en ‘Neuron’) waar ik op dat moment werkelijk geen sikkepit van begreep, omdat ik de noodzakelijke basiskennis nog niet had. Normaal gesproken studeerde ik tot aan een week voor een tentamen, en begon dan met het doornemen van oude tentamens en de readers die door de docent werden uitgereikt. En in die week daalde mijn humeur tot het dieptepunt, en kreeg mijn woordenschat aan scheldwoorden en krachttermen een grondige opfrisbeurt.  Het is namelijk zo dat een groot deel van de geneeskunde niet bestaat uit het verkrijgen van kennis, maar uit het inschatten van wat een bepaalde docent als literatuur gebruikt, en wat hij van zijn studenten wil weten. Wie de oude tentamens van de laatste vijf jaren doornam, had naar schatting 50 tot 60% van de vragen die op het tentamen gesteld werden al gezien.

Maar dan komen de coschappen en daarna komt de eerste baan als arts-assistent, en wordt de tijd om te lezen schaars. Wie overdag op de afdeling werkt en daarnaast ook nog regelmatig dienst doet, moet zuinig omgaan met zijn tijd. Daarom is de tijd voor het lezen van oorspronkelijk wetenschappelijk onderzoek beperkt. Om tijd te besparen maken vele artsen de klassieke fout door alleen de titel en de conclusie van een studie te lezen. En ja, dat deed ik zelf ook, want het bespaarde me veel tijd, en ik dacht ik dat ik de essentie van het artikel wel had begrepen. Want het kritisch beoordelen van de gebruikte studieopzet en statistiek van een artikel is veel moeilijker, en kost veel meer tijd.

De farmaceutische boeven weten dat: dus wordt er enorm veel onderzoek gepubliceerd waarvan de methodologie en de statistiek van geen kant kloppen, mits de lezer weet waar hij moet kijken. De inclusiecriteria zijn dubieus, de methodologie klopt niet, de verkeerde statistische methode wordt gebruikt, onderzoeksgroepen zijn onderling niet vergelijkbaar, de uitkomstmaten deugen niet, en bovenal: de bespreking van de resultaten en conclusie van de studie worden helemaal niet gerechtvaardigd door de resultaten. Zowel de registratiestudie van het Pfizervaccin als ook, in iets mindere mate, die van het Modernavaccin zijn er de klassieke voorbeelden van. De inclusiecriteria deugden niet, de onderzoeksgroepen waren zo gekozen dat de kans op succes maximaal was, het diagnosticum was niet geschikt om het verschil te maken tussen gevaccineerden en ongevaccineerden, en vooral de uitkomstmaat was irrelevant voor de dagelijkse praktijk. Niet het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte was de uitkomstmaat, maar het voorkomen van een hoestje, een snotneus en wat hoofdpijn.

En de ironie wil dat, nu uit een meta-analyse, waarin de resultaten van de studies van Moderna en Pfizer zijn samengevoegd, blijkt dat vaccinatie met de mRNA vaccins niet leidt tot een vermindering van de sterfte in de gevaccineerde groep. Maar de fanatieke voorstanders van vaccinatie voeren nu als argument tegen deze studie aan dat de deelnemers relatief gezond waren, en dat daarom de algemene sterfte te laag was om een verschil te vinden tussen de gevaccineerden en de ongevaccineerden. En dat daarom niet te veel waarde gehecht mag worden aan deze studie. En laat het nu net dit punt zijn waarmee de boeven van BigPharma de voorlopige registratie binnensleepten: het includeren van relatief jonge en gezonde proefpersonen, waarvan men heel goed wist dat ze weinig te vrezen hadden van COVID19, en waarvan de onderzoekers donders goed wisten dat hun immuunsysteem goed zou functioneren.[9]Andere voorstanders bestaan het om als argument tegen deze studie aan te voeren dat de follow-up van de studies erg kort was, en er daarom geen verschil in sterfte kon worden aangetoond. Maar de korte duur van de studies was voor hen op geen enkele manier bezwaarlijk op het moment dat de mRNA-vaccins een Emergency Medicine Authorisation kregen. Bijna 75.000 proefpersonen in een meta-analyse, waarin men geen reductie van de sterfte kan aantonen in de gevaccineerde groep mensen ten opzichte van de ongevaccineerde groep. Als de mRNA-vaccins zo goed werken als vaccinatiefanatici beweren, wat zegt dat dan over de kwaliteit van de registratiestudies?

Artsen lezen sowieso maar weinig oorspronkelijk wetenschappelijk onderzoek, als ze überhaupt al iets lezen. De accreditatiepunten worden meestal verdiend met het bezoeken van congressen en het volgen van bijscholingen, met enige regelmaat gesponsord door de farmaceutische industrie. Het is een vorm van bijscholing waarbij deelnemers passief luisteren en geen enkele geestelijke inspanning hoeven te doen om hun accreditatiepunten bij elkaar te sprokkelen. Zoals ik in het verleden heb ontdekt, zijn dergelijke bijscholingen prima geschikt om een dutje te doen – zo lang men niet al te hard snurkt – een boek te lezen of e-mails te beantwoorden.  Anderen registreren zich bij het begin van de congresdag, brengen daarna een bezoekje aan de stad waar het congres plaatsvindt, en melden zich aan het einde van de dag weer af. Accreditatiepunten verzamelen tijdens het bezichtigen van de stad en onder het genot van een biertje op het terras. Alles draagt bij aan het actueel houden van de kennis en kunde van de moderne arts.

Tijdens de Biemondcursussen, de jaarlijkse bijscholing in de neurologie, wordt de vaste donderdag klassiek afgesloten met een diner, gevolgd door een groot feest. Met als gevolg dat de eerste lezingen van de erop volgende vrijdag wat matigjes bezocht worden, om het voorzichtig uit te drukken. En aan het einde van de vrijdagmiddag wil iedereen graag voor de file thuis zijn, dus ook voor de laatste lezingen is de belangstelling beperkt. Ik kom al jaren niet meer op de Biemond, al was het maar omdat ik geen zitvlees heb. Daarbij wordt het uit pure verveling met een laserpointer tekenen van letters en cijfers op het achterhoofd van de kale persoon die voor je zit, ook niet altijd even gewaardeerd. De overmaat aan neurologen en neurologen-in-opleiding ter plekke brengen bovendien mijn geestelijke gezondheid in gevaar.[10] Maar als neuroloog-in-opleiding ging ik nog wel. Ik deed een tukje, ik skipte een aantal lezingen, en was op de afsluitende vrijdag voor 18:00 thuis. Bovendien waren de lezingen vaak tergend saai, omdat een groot deel van de mensen die de praatjes gaven helemaal niet geschikt zijn om dat te doen: sommigen staan als een zoutpilaar achter de katheder, monotoon prevelend en soms nauwelijks verstaanbaar. Anderen draaien al even onverstoorbaar een strak ingestudeerd riedeltje af, zonder enig enthousiasme voor het onderwerp dat ze bespreken. De PowerPointpresentatie, het meest dodelijke gif voor een boeiende lezing, geeft de genadeslag:[11] ‘I had a very bad dream’, aldus Arnout van den Bossche.

Bovendien is er weinig tijd, er is altijd te weinig tijd, en veel te veel om te lezen. Jarenlang had ik een elektronische database van wetenschappelijke artikelen die ik nog wilde lezen. Sommige artikelen stonden er wel tien jaar in. Lange tijd stapelde ik daarnaast ook nog, keurig in de juiste volgorde, alle nummers van het NtvG en de NEJM op. Papieren torens die geduldig wachtten om afgebroken te worden, maar alleen maar hoger werden. Te weinig tijd. Als ik maar eens tijd zou hebben. En dan was ik als waarnemer nog gezegend met perioden waarin ik geen werk had. Maar voor wie een gezin en een voltijdbaan heeft, en ook nog regelmatig diensten doet, blijft er al helemaal geen tijd meer over om vakliteratuur bij te houden. En tenslotte, het lezen van origineel wetenschappelijk onderzoek levert maar weinig op: het kost relatief veel tijd, en de opgedane kennis is over het algemeen amper relevant voor de diagnostiek en behandeling van de patiënten die dagelijks op je spreekuur verschijnen.

En dus, als er weinig tijd is en een arts snel een goed overzicht wil hebben over een bepaald onderwerp, zoekt hij een goede review waarin kort weergegeven wordt wat er te weten valt over deze of gene aandoening. Hoe vaak komt het voor, wat zijn de klachten en symptomen, hoe diagnosticeer je het, hoe grens je het af van andere aandoeningen, hoe behandel je het, en wat is de prognose. Het kost een half uur tot een uur lezen, maar dan ben je ook weer helemaal bij. Toch?

Maar de boeven van BigPharma weten ook dat artsen weinig tijd hebben, en zich vaak beperken tot het lezen van reviews. En dus worden er door BigPharma ‘ghostwriters’ ingehuurd die een mooi overzicht schrijven over de diagnostiek en behandeling van een bepaalde aandoening. De ghostwriter zelf komt nooit in beeldwant, nadat hij zijn werk heeft gedaan, worden de namen van een of meerdere toonaangevende artsen en/of wetenschappers boven het artikel gezet, als zijnde de auteurs van het stuk. Het zijn de zogenaamde Medical Opinion Leaders (MOL), die er hun prestige en hun H-index (een maat voor het aantal gepubliceerde artikelen) mee opkrikken. Het is een winwin situatie: de farmaceutisch industrie kan haar als wetenschap vermomde reclamefolders kwijt in de prestigieuze tijdschriften, en de faam en eer gaat naar de MOL. En daarmee wordt de keus voor een bepaald diagnosticum en behandeling van een aandoening door BigPharma gestuurd via het schrijven van deze reviews. Een goed voorbeeld is de neurologische literatuur over de behandeling van migraine, waarin jarenlang verkondigd werd dat deze vorm van hoofdpijn alleen met triptanen, zoals sumatriptan of rizatriptan, behandeld kon worden. De hoogleraar Michael Ferrari van het Leids Universitair Medisch Centrum mag dan migraine als uitermate hinderlijke en serieuze aandoening op de kaart gezet hebben, maar hij heeft hiermee ook heel veel geld verdiend, door de keuze van behandeling ervan te sturen in de richting die de fabrikanten graag wilden. En hij schaamde zich er geenszins voor, want voorafgaand aan zijn lezingen – Ferrari is een begaafd en boeiend spreker – liet hij trots steevast een aantal slides zien waarop al zijn conflicterende behandelingen vermeld stonden. Het heeft enkele jaren geduurd voordat ik op basis van ervaring leerde dat grofweg de helft van de migrainepatiënten het ook prima doet op NSAID’s, zoals naproxen en ibuprofen. Maar daar valt geen geld aan te verdienen: aan ‘me-too’ preparaten van nieuwe triptanen met een patent daarentegen des te meer, hoewel ze niets toevoegen aan het bestaande arsenaal.[12]

De invloed die de boeven van BigPharma uitoefenen op de medische wereld en de keuzes die door artsen gemaakt worden qua diagnostiek, en vooral qua behandeling van patiënten, kan nauwelijks overschat worden. Waar de vroegere kwakzalvers de retoriek en overtuigingskracht al gebruikten om hun twijfelachtige geneeswijzen aan de man te brengen, heeft BigPharma die methode gemoderniseerd, en gebruikt daarbij alle psychologische- en mediatactieken die haar ter beschikking staan. En de meest gevaarlijke methode die ze gebruikt is het kapen van de wetenschap voor eigen gewin, waarbij zij hun reclamecampagnes vermommen als zijnde ‘de wetenschap’. De retoriek is hetzelfde als in vroeger tijden, maar de marktkraam van weleer is vervangen door een gigantisch medisch-farmaceutisch winkelcentrum, met het woord ‘Wetenschap’ levensgroot boven de ingang geschreven, en daaronder in kleine letters de woon- en verblijfplaats van de boeven van BigPharma.

 

 

[1] A Review and Autopsy of Two COVID Immunity Studies. Martin Kulldorff, Brownstone Institute; November 2, 2021. Te bereiken via: https://brownstone.org/articles/a-review-and-autopsy-of-two-covid-immunity-studies/

[2] Cardiac Complications More Common After COVID-19 Than Vaccination. News From the Centers of Disease Control and Prevention; May 24/31, 2022. JAMA. 2022;327(20):1951. doi: https://10.1001/jama.2022.8061

[3] Deadly Medicines & Organised Crime. A blog about drugs; Peter Gøtsche. Te bereiken via: https://www.deadlymedicines.dk

[4] British Medical Journal; Peter Doshi, senior editor. Te bereiken via: https://www.bmj.com/about-bmj/editorial-staff/peter-doshi

[5] Ioannidis JP. Evidence-based medicine has been hijacked: a report to David Sackett. J Clin Epidemiol. 2016 May;73:82-6. doi: 10.1016/j.jclinepi.2016.02.012. Epub 2016 Mar 2. PMID: 26934549.

[6] Blaylock RL. COVID UPDATE: What is the truth?. Surg Neurol Int. 2022;13:167. Published 2022 Apr 22. doi:10.25259/SNI_150_2022

[7] OverNu; website van Dick Bijl, te bereiken via https://overnu.nl

[8] De afkortzagen die bij de practica anatomie werden gebruikt, waren ongelofelijk bot. Ze werden ook gebruikt tijdens de anatomielessen ‘op snijzaal’, waarbij we zelf aan de hand van het prepareren van geconserveerde lijken leerden hoe de anatomie van de mens er in de dode werkelijkheid uitziet. Het doorzaken van ribben en botten duurde eindeloos en vereiste de nodige inspanning. En natuurlijk wist ik hoe je kunt beoordelen of een zaag stomp is; eens een timmerman, zij het een hele slechte, altijd een timmerman. Je kijkt langs de rij tanden van de zaag, en als daar als het ware allemaal ronde lichtpuntjes op te zien zijn, is de zaag bot. En dus vroeg ik de practicumleider wanneer de zagen voor het laatst gezet en gescherpt waren: de arme man keek me aan alsof hij water zag branden. ‘Nog nooit’, zei hij. ‘Nou’, zei ik, ‘Dat wordt dan de hoogste tijd.’ Hij heeft me nooit  gevraagd hoe ik dat kon zien, en de zagen bleven even bot.

[9] Randomised Clinical Trials of COVID-19 Vaccines: Do Adenovirus-Vector Vaccines Have Beneficial Non-Specific Effects? Christine Stabell Benn & Frederick Schaltz-Buchholzer, 5 April 2022. Te bereiken via: https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=4072489

[10] De aanblik van sommige medisch specialisten met een inkomen van meer dan twee ton op een congres, is van een ongekende en meelijwekkende treurigheid; Ze liepen rond in de zaal waar we koffie- en lunchpauze hielden, en gingen daar systematisch alle aanwezige stands van de farmaceutische industrie en producenten van medische apparaten langs, om daar de talloze lokkertjes en prullaria te verzamelen en in grote tassen mee naar huis te slepen. Ik dronk aanvankelijk zelfs geen capuccino van de farmaceut, maar omdat de koffie die ongesubsidieerd geschonken werd zo ongelofelijk smerig was, heb ik dat principe maar snel laten varen.

[11] Arnout van den Bossche over Powerpoint. Te bereiken via: https://www.youtube.com/watch?v=QRn9mIX9-BI

[12] Een ‘me-too’ preparaat is een medicijn dat dezelfde werking heeft als een medicijn dat al op de markt is, maar door een concurrerende farmaceut op de markt gebracht wordt als zijnde een middel dat net iets effectiever is, een andere werkingsduur heeft, en een net iets anders spectrum van bijwerkingen. Het doel van de fabrikant is om ook voor dit middel een patent te krijgen zodat er geld mee verdiend kan worden. Over het algemeen hebben deze ‘me-too’ preparaten geen bewezen voordeel boven de al beschikbare medicatie, hoewel dat uit de registratiestudies van de fabrikant wel zou blijken: wederom een manier van BigPharma om haar producten aan de man te brengen. Een voorbeeld vormen de statines, waarbij de verschillen in werkzaamheid zeer minimaal zijn en er nauwelijks of geen verschil is in harde uitkomstmaten.