Goedemorgen,
Hoewel wellicht wat later dan ik had ingeschat, is het dan toch echt zover: De 2e bundel ‘Der neue Untermensch’ is klaar. Een beetje trots ben ik wel, dat zal ik niet onder stoelen of banken steken. Al was de aanleiding om de blogs te schrijven niet iets om blij mee te zijn. Zoals ik ook op de achterkant van het boek schrijf, de blogs in deze bundel beschrijven de meest donkere maanden van de coronacrisis, waarin bij mij woede, wanhoop en verbijstering over het gevoerde beleid vochten om voorrang. Wéér kwam er een zinloze en kostbare lockdown, die de horeca en de middenstand de periode rondom de kerst en de jaarwisseling van 2021/2022 ontnam, waarin ze in ieder geval een deel van de financiële schade van de vorige lockdowns goed hadden kunnen maken. En het coronatoegangsbewijs kwam er, de meest discriminerende maatregel sinds de Tweede Wereldoorlog. Dat had niet mogen gebeuren. Dat had nooit mogen gebeuren. Niet in Nederland en niet in andere landen. Maar het gebeurde toch, en de rechtspraak keek toe en deed niets. Zoals zij altijd toekijkt en niets doet als het er werkelijk om gaat.
Er werd zelfs gesproken over 2G, en dat heeft nog lang als een zwaard van Damocles boven ons hoofd gehangen. Mona Keijzer waarschuwde het volk, al wist ze waarschijnlijk dat haar dat politiek de kop zou kosten. Want Rutte deed wat hij altijd doet als het hem zo uitkomt. Hij schoof de wet opzij die hem in de weg zat en zette Keijzer op een onwettige manier uit haar functie. Uiteindelijk was het enkel en alleen omdat Omikron roet in het eten gooide dat ons het 2G systeem bespaard bleef, omdat deze variant gevaccineerden bij voorkeur leek te besmetten. Omikron redde ons van het vaccinatiepaspoort en de vaccinatiedwang, zoals het dat ook in andere landen deed. Ook al was het op het nippertje. En al probeerde de Dood van Pierlala het er zelfs nadat dit wijd en zijd bekend was, nog snel even door de Tweede Kamer te drukken.
Tot de zomer van 2021 viel er af en toe ook nog wel wat te lachen, als de zoveelste malle en zinloze regel werd ingevoerd en de meeste mensen die nieuwe regel ook nog eens braaf naleefden, hoe ridicuul ook. En dus stak ik mijn hoofd af en toe met groot genoegen door een opening tussen twee plastic schermen, als die net groot genoeg was om er mijn grote hoofd door te steken. Om vervolgens quasi nonchalant te vragen waar ik het een en andere kon vinden. Sommigen deinsden terug alsof niet ik, maar de Dood zelf ze toegrijnsde. En dan het handen wassen, waar je in sommige winkels toe werd verplicht bij het betreden ervan. Ik heb vele keren ‘college’ gegeven aan de burger hoe effectief de handen te wassen zoals dat op de OK gedaan wordt. Vooral om te laten zien hoe zinloos het is om even je handen met wat zeep en water af te flodderen. Als je je handen goed wilt wassen ben je daar toch al snel een aantal minuten mee bezig. Op zijn minst. En dus legde ik mensen uit dat je het óf goed moest doen, óf niet moest doen. En dat je het in meeste gevallen beter kon laten. Om er quasi ernstig aan toe te voegen dat het toch echt niet kon dat de kraan met een knop open- en dicht moest worden gedraaid, omdat daarmee alles voor niets was. En warempel, in een winkel werd de klassieke kraan vervangen door een kraan die je met de elleboog kon bedienen. Het was dan ook een doe-het-zelf zaak, dus het was voor de medewerkers een kleine moeite. Maar de gekkigheid kende echt geen grenzen.
En dan waren er natuurlijk de looppaden. De volgende malligheid die ik vaak onbewust, maar soms ook bewust negeerde. Ik denk dat het komt omdat ik van mezelf een ‘dwarse geest’ heb. Or so they say. Ik vrees dat dat niet meer gaat veranderen. Als het druk was negeerde ik ze bewust. Want dan kon ik me volledig vrij bewegen in de winkel, omdat veel mensen schielijk links en rechts weg doken. Het Grote Gevaar kwam ze immers tegemoet? Soms werd ik toegeschreeuwd door een medewerker dat ik me aan de looprichting moest houden, waarna ik mijn meest domme gezicht opzette en mijn koers onverstoorbaar vervolgde. Eén zekerheid was er, dicht in mijn buurt kwamen ze toch niet. Zeker niet na een of twee kuchjes. Want het zou toch eens de Zwarte Dood zijn die ik pardoes uit kuchte. Het was overigens ook een probaat middel om de wachtrij bij het tankstation te verkorten. Een paar kuchjes, en alras verdwenen links en rechts mensen schielijk uit de rij wachtenden.
Tenminste, meestal kwam men niet in mijn buurt als ik door een winkel stiefelde. Maar soms wel. Een caissière bij de drogist, die blijkbaar de baas was in de zaak, was zo vasthoudend dat het ten koste van een winkelmandje ging. Eerst schreeuwde ze me tot drie keer toe dat ik een mandje moest pakken, wat me pas bij de 3e keer opviel. Stomverbaasd keek ik in haar richting, schudde mijn hoofd en haalde mijn schouders op, om daarna mijn weg te vervolgen. Maar zo gemakkelijk kwam ik er niet van af: “Ja, u daar! U moet een winkelmandje pakken! Anders mag u hier niet binnenkomen!”
Toen ze merkte dat ik niet van zins was om zelf een mandje te pakken, verliet ze het doorzichtige plastic fort, voorheen ook wel kassa genoemd, en pakte een mandje. Waarmee ze me daarna drie winkelgangen bleef achtervolgen – ik was op zoek naar een tubetje zalf – en bleef preken dat ik het mandje moest aannemen om het tubetje in te kunnen leggen. Daarbij bleef ze mij tot ver voorbij vervelens toe met het mandje in mijn rug porren en duwen. Ik vroeg haar nog vriendelijk of SARS-CoV-2 niet op het tubetje zou durven gaan zitten als het eenmaal in het mandje lag, en of het, zodra het tubetje het zich in het zalfje zou halen zich buiten het mandje te wagen, onmiddellijk besprongen zou worden door het virus. Maar het mocht allemaal niet baten: ze bleef verongelijkt in mijn rug en buik porren met het mandje en mij bestraffend toespreken hoe groot het gevaar was dat ik vormde voor mijn medemens. Dat wil zeggen, alleen zónder mandje, en mét een tubetje. Mét een mandje en zonder tubetje was ik volgens deze truttebel geen gevaar. En mét een tubetje ín een mandje ook niet.
Het was het moment dat ik leerde dat ik nog steeds bijzonder boos kon worden, iets waarvan ik dacht met mijn 50 jaren wel onder controle zou hebben. Niet dus. Het plastic mandje overleefde het niet, nadat ik het uiteindelijk zwijgend van haar overnam om het daarna rustig omgekeerd op de grond te leggen en er daarna bovenop te gaan staan. De dame in kwestie was er daarna eindelijk van overtuigd dat ik geen mandje meer nodig had. En begreep opeens ook dat ze het tubetje, dat ik maar niet kon vinden, niet in het mandje zou leggen, zeker niet nadat ik haar suggereerde dat ze dit beter op een hele andere plaats kon onderbrengen. Waar het overigens ook nog door het virus besprongen zou kunnen worden, zoals ik haar nog vriendelijk heb verteld, omdat een van de symptomen van COVID-19 diarree is. Gratis bijscholing op een zaterdagmiddag bij de drogist. Don’t put it there, it might kill you. Geen schimmel aan de kont, maar een virus dat jeukt. Want daar helpt het zalfje niet tegen.
Daar, in de zomer van 2021, borrelde mijn enorme woede, als een op het punt van uitbarsten staande vulkaan, heel dicht onder het oppervlak, en was het toch al korte lontje vrijwel volledig opgebrand. Ondanks het feit dat op dat moment al deze malligheid mij regelmatig hoofdschuddend deed glimlachen.
Maar mijn tolerantie werd minder, en verdween uiteindelijk volledig, ook door wat ik allemaal naar mijn oren geslingerd kreeg, onder andere op social media. Het schelden over mijn uiterlijk deed me niet zoveel. Te gemakkelijk. Maar ik was opeens een ‘slechte dokter’, een ‘gevaarlijke dokter’ en een ‘uitgerangeerde neuroloog’. Ja, ik maakte regelmatig ruzie met deze en gene, vooral met bestuurders en ook met enige regelmaat met collega’s die er in mijn ogen een puinhoop van maakten of hun patiënten niet goed behandelden. Maar dit was altijd in het belang van patiënten.
Waren dit nu de mensen waar ik jarenlang met ziel en zaligheid mijn best had gedaan? Waarvoor ik vele uren gestudeerd had, en waarvoor nog steeds vele uren van mijn vrije tijd opgingen aan het bijhouden van de literatuur en het tot op de bodem uitzoeken van moeilijke casu? Soms ten koste van de tijd die ik had kunnen besteden aan mijn kinderen en aan andere dingen die ik graag deed? Waren dit de mensen waarvoor ik regelmatig ’s avonds de poli voorbereidde en zelf alle aanvullend onderzoek beoordeelde?
Voor wie had ik dat allemaal gedaan? Ongetwijfeld voor een deel voor mezelf, omdat ik er trots op was neuroloog te zijn. Maar ook zeker voor de mensen die me nu deze verwijten en scheldwoorden naar mijn hoofd slingerden.
Het heeft me destijds diep geraakt, heel diep, al liet ik dat alleen merken aan de mensen die heel dicht bij mij staan. Het zal wel een litteken blijven, maar zoals ook sommige mensen die mij dierbaar zijn zeggen (omdat ze er niet blij mee zijn), het heeft een flinke laag eelt op mijn ziel gekweekt. Zij zeggen dat ik hard ben geworden en cynischer dan ooit, en ik denk dat dat zo is. Ik hoef niets meer met die mensen, en ik steek geen vinger naar ze uit. De tijd die mij nog rest, zal ik niet meer aan die mensen verspillen. Ze zijn zonde van de tijd gebleken.
Met het voortschrijden van de tijd werd ik boos. Heel boos. En soms gevaarlijk agressief. Soms was een afkeurende blik al genoeg om me te laten ontploffen. De eerste gevaarlijke situatie deed zich voor in een bouwmarkt. Ik stond bij de kassa om af te rekenen, en er stonden nog enkele mensen voor me: spatschermen voor de kassa. Spatschermen die het looppad dat naar de uitgang leidde afschermde van het looppad dat de winkel in leidde. Dat kon ik allemaal hebben. Inmiddels haalde ik mijn schouders op over zoveel stupiditeit. Ik vroeg niet meer aan mensen of het virus geen vliegles had gehad, en of het niet geleerd had om een mooie bocht te maken tijdens de vlucht. De lol was er af. Mijn zoontje, toen nog zes jaar – ja, dezelfde als uit de blog ‘Schimmelende mensen’ – trok zich niks aan van al deze gekkigheid en kroop overal onderdoor en overheen. Maar daar was een zekere elitaire heer niet van gediend. Want mijn zoontje was voor hem, zoals hij arrogant liet weten, ‘levensbedreigend’, en dus meende hij in bekakt Nederlandse te moeten zeggen dat ik ‘dat vreselijke rotkind bij hem uit de buurt moest houden’. En maakte een schoppende beweging in de richting van mijn zoontje.
Die opmerking viel niet in goede aarde. En de schoppende beweging nog minder. Ik ontplofte ter plekke. Voor het eerst sinds lange tijd kreeg ik een waas voor de ogen, gaf hem een flinke zet richting uitgang die hem liet struikelen, en liet hem weten dat als ‘als de sodemieter op moest donderen, en als hij het gore lef in zijn donder had om mijn zoon aan te raken, ik hem zo’n geweldige schop onder zijn kont zou geven, dat de chirurg drie dagen bezig zou zijn om hem weer uit zijn anus te pulken.’ “Geloof me maar, als jij met je gore vlerken aan mijn zoon komt, heb je acuut iets voor je neus dat oneindig meer levensbedreigend is dan dat stomme virus.” De boodschap was duidelijk, want zonder af te rekenen maakte hij zich schielijk uit de voeten. Een oude kennis van de familie, een flegmatieke man met een onderkoeld gevoel voor humor, stond achter in de rij en keek hoofdschuddend toe, en zei met een minzaam lachje: “Al leer je nog zoveel, eens een Bonte, altijd een Bonte.” Hij kende mijn vader en moeder goed, en verbaasde zich niet over mijn reactie. Van de Bontes had je over het algemeen niets te vrezen, maar je kon ze maar beter niet tegen je in het harnas jagen. Hij moest er eigenlijk wel om lachen: zo ging het er bij de Bontes wel vaker aan toe, dus waarom zou het nu anders zijn?
Niet lang daarna deed zich het andere voorval voor dat ik beschrijf in ‘De ondeugdelijke deugers’. Nu met mijn andere zoon. Het was op dat moment dat ik besloot om de witte jas aan de wilgen te hangen. En daar zal hij ook blijven hangen.
Affreus en abject
De mensen van ‘affreus’ en ‘abject’. Wie zijn toch die mensen? De mensen die “hun best doen om niet neer te kijken op ‘die mensen’ [BBB-kiezers], maar van mening zijn dat die mensen het hun wel heel erg moeilijk maken.” Affreus en abject vind ik die mensen. En ik zou ze graag een enorme schop onder hun achterste willen geven. Kan ik toch nog eens mensen ‘verwijzen’ naar de chirurg. En dat zonder verwijsbrief, en desondanks toch uitermate doeltreffend.
En het waren juist deze mensen die lieten zien dat er geen groter kuddedieren bestaan dan de mens. De mensen die blind ‘de wetenschap’ volgden. Als ezels naar de teststraat. Als schapen naar de vaccinatiestraat. Follow the Science. Follow the Leader. Follow de Minister van Dwang en Drang, Hugo de Jonge. Als het OMT aan de regering had geadviseerd om op handen en voeten voort te bewegen, omdat de modellering van de wichelroedewandelaar Jacco Wallinga had uitgewezen dat het virus zich nooit beneden een hoogte van anderhalve meter ophield, hadden we ongetwijfeld een groot deel van deze mensen kruipend door de supermarkt kunnen zien gaan. Met zijn allen achter ‘de wetenschap’ aan. De paden op, de lanen in. Op handen en voeten. De arme huisjesslak en de door de pootjes gezakte pimpelmees in opperste verbazing achterlatend.
Het is de gave van de Dood die mensen als een marionet kan laten dansen, waarbij de touwtjes gemaakt zijn van doodsangst in zijn meest zuivere vorm. En het waren bij uitstek de deugmenschen die zich het makkelijkst door de gedragsunit van het RIVM lieten bespelen. Blijkbaar zijn er niet genoeg prikken en sneltesten om die doodsangst te bezweren. En daar kan ik nu wel weer om lachen. Want zo ben ik ook: geen leuker vermaak dan leedvermaak.
Over leedvermaak gesproken: weet u het nog? Het poetsen van winkelkarretjes en -mandjes? Ik heb er ‘met al mien verstàànd noar stoan kiek’n’, zoals mijn oude vader zou zeggen. Vaak hoofdschuddend, soms glimlachend. Er was gewoon geen einde aan de malligheid. En ja, het pesterige heb ik ook van mijn vader, en dus kon ik het gewoon niet laten om met enige regelmaat mensen ‘de gek an te stekk’n’: “U bent nog een hoekje van uw winkelmandje vergeten. Ja echt! Dat linkerhoekje, dat heeft u gemist.” Of: “Mevrouw, u realiseert zich toch wel dat u de wielen ook moet desinfecteren? Want stelt u zich voor dat u straks gaat rijden, en er spat iets vochtigs van het wiel af, zo in uw gezicht! Dat kan, hoor!” Sommige mensen lachten erom, omdat ze heel goed wisten dat wat ze deden de grootst mogelijke onzin was. Maar velen poetsten met grote zorgvuldigheid alsnog het linker hoekje schoon dat ze hoegenaamd vergeten waren. Ik hield er mee op toen ik een keer de winkel uitliep en een wat oudere vrouw inderdaad op haar knieën de wielen van het winkelkarretje af zag soppen met een doekje, nadat ik haar dat bij het binnengaan van de winkel had geadviseerd. Het was op dat moment dat het lachen mij verging, en het leedvermaak overging in een diepe triestheid. Blijkbaar kon men deze mensen in hun doodsangst alles wijsmaken, iets waar onze overheid en de gedragsunit van het RIVM maar al te graag misbruik van maakten. Exact dát was de grootste misdaad die deze regering en de ‘experts’ begingen ten opzichte van het volk: het misbruik maken van de meest zwakke punt van mensen om ze in het gelid te krijgen: doodsangst.
De vrouw met het winkelkarretje moet in de vroege zomer 2021 zijn geweest. Vanaf dat moment zag ik er nog maar zelden de humor van in wat het OMT aan adviezen uitbracht, die meestal ook nog eens kritiekloos over werden genomen door de regering. Het dieptepunt van de wanhoop, verbijstering en woede was toen ik de eerste blog uit deze bundel schreef, en daarom is dat ook de titel die ik koos voor deze bundel. De tekst staat in mijn geheugen gebrand. Vooral omdat het dat moment was dat ik dacht dat ik niet in Nederland kon blijven en ook niet meer wilde blijven. Nederland voelde niet meer veilig. Dit was mijn land niet meer, hoewel ik tot aan mijn knieën in de Dalfser klei sta, en gedacht had oud te worden op de plaats waar ik nu woon.
Nu achteraf, is het maar de vraag in hoeverre het OMT werkelijk iets te zeggen had, aangezien uit de Wob-papers van Cees van den Bos gebleken is dat de NCTV de touwtjes strak in handen had. De NCTV deed gewoon de bestelling voor een nieuw blikje ‘instant-wetenschap’ en die werd hen, af en toe onder protest, aangeleverd door het RIVM. Het was de greep naar de macht van ongekozen instituties, die in hun grote wijsheid en machtshonger dachten te kunnen beslissen wat goed was voor het volk en wat niet. Of nog erger, alleen aan hun eigen prestige en reputatie dachten, zoals uit de Lockdown-papers bleek, waar het gaat om Matt Hancock en zijn trawanten in Engeland. En als we het dan toch hebben over angstaanjagende zaken, dát jaagde mij angst aan, en dat doet het nog steeds. De machthebbers die weerloze burgers onder de knoet willen krijgen en willen houden. Met alle middelen die ze nu al ter beschikking staan, en de vele middelen die ze zich nog willen toe-eigenen, zoals de ‘sleepwet’ en de aanpassingen in de wet WPG, de ‘pandemiewet’, die bij een volgende pandemie de minister van VWS vrijwel onbeperkte macht verschaft om te doen en te laten wat hem of haar goeddunkt. En dat terwijl nog van geen van de ingestelde maatregelen in de coronaperiode werd geëvalueerd of deze wel doelmatig en effectief was. Dit onderzoek wordt steeds opnieuw tegengehouden, door dezelfde club mensen die ze klakkeloos in hebben gevoerd. Maar vroeg of laat zal dit toch gebeuren.
Dit is de laatste blog van Cees van den Bos, die ik helaas niet meer als referentie op heb kunnen nemen omdat het boek al bij de vormgever lag. Lees en huiver. Het waren geen artsen of wetenschappers die voor u bepaalden wat goed voor u was. Dat waren de ambtenaren van VWS en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid.
https://bomenenbos.substack.com/p/grondrechten-onder-voorwaarden-vaccinatiedrang
De tijd schrijdt voort, edoch niet de aard van de mens.
Ik zag het slechtste van het slechtste in mensen, vooral in de bloedhonden van de politie en de mobiele eenheid, zowel in Nederland als in het buitenland. Ik heb er meerdere malen over geschreven, en er zelfs een paar nachten voor in de cel gezeten, toen ik de naam van een van de Romeo’s op internet deelde. Alleen de naam was al voldoende om de macht te sarren, en haar zover te krijgen dat ze haar valse tanden liet zien. De naam van een Romeo die overigens al circuleerde, maar blijkbaar aan de aandacht van de Hermandad ontsnapt was. Het was een bijzondere leerzame ervaring om van je vrijheid beroofd te worden, ook al was het maar voor enkele dagen.
Geef een man een helm, een schild, een knuppel en anonimiteit en je leert zijn karakter kennen. En wat ik leerde over het karakter van deze mensen stelde niet gerust. Geen laffer en gewelddadiger tuig dan het door de overheid gesubsidieerde geteisem dat het alleen aandurft om anoniem in te hakken op vreedzame demonstranten. Mijn minachting voor deze mensen was nog nooit zo groot, en zal ook nooit meer verdwijnen. Zeker niet nadat ik een viertal van afkomst Marokkaanse Nederlanders, aan hun gestalte te zien kracht- of vechtsporters, het tankstation binnen zag komen zonder mondkapje op, waar twee agenten stonden die net koffie hadden gedronken, en inmiddels beide het mondkapje weer hadden opgezet. Kort daarvoor hadden ze mij aangesproken op het niet dragen van een mondkapje, maar bij deze vier hielden ze wijselijk hun mond. Natuurlijk deed ik mijn burgerplicht en wees ze op het feit dat deze vier medelanders geen mondkapje droegen: “Mijn beste heren agenten, is er niet iets wat jullie opvalt? Of ontneemt jullie mondkapje jullie het zicht? Want ik zie nu toch echt iets waar jullie mij net nog op aangesproken hebben. Zouden jullie nu óók niet je plicht moeten doen, overeenkomstig jullie functie?” Want kort daarvoor hadden ze mij nog uitvoerig uitgelegd dat het hun plicht was, ‘overeenkomstig hun functie’, om mensen aan te spreken op wat zij omschreven als ‘onverantwoordelijke gedrag’. En onafhankelijk van wie de regels opstelde, zo reclameerden deze agenten, was het hun plicht om er voor te zorgen dat die regels werden nageleefd: “Want, zoals u weet, de regels gelden voor iedereen, ook voor u.” Uit hun blikken meende ik te kunnen afleiden dat ze míjn burgerplicht om hen te wijzen op hún plicht niet bijster konden waarderen. Blijkbaar was hun plichtsgevoel toch enigszins contextafhankelijk. En dat terwijl mijn boodschap toch goed te verstaan geweest moet zijn, want ik droeg nog steeds geen mondkapje. Want de agenten hadden niet verder aangedrongen, nadat ik ze vriendelijk doch zeer beslist meedeelde dat ik geen mondkapje op zou zetten, al was het maar omdat ik er Spaans benauwd van werd. En als ze mij daarvoor toch wilden arresteren, of ze dan ook zo plichtsgetrouw zouden willen zijn om mijn weekenddienst over te nemen. Daarna lieten ze me met rust. Om later nog een half uur achter me te blijven rijden. Maar blijkbaar deden al mijn lampjes het.
Als ik ergens niet tegen kan is het op deze manier inconsequent zijn. Wel mensen aanspreken die alleen zijn, en zo nodig gemakkelijk de politie auto ingesleurd kunnen worden, maar dat nalaten als er wellicht grote trammelant van komt. Iets dat zeker gebeurd zou zijn, als ik deze vier breedgeschouderde heren zo inschatte. Dan toon je geen karakter en verlies je aan respect. In ieder geval bij mij. En ik kan het maar niet laten om dat dan ook kenbaar te maken. De politie is je beste vriend, en ik had er ongetwijfeld weer twee vrienden bij. De enige reden dat ze mij met rust lieten, is dat het niet netjes staat om een arts te arresteren die net de dienst in zou gaan. Ik denk dat ze zich realiseerden dat dat niet zo goed zou vallen bij hun superieuren. Het was nog in de periode dat de dokter bijna een heilige was, die heldhaftig de Zwarte Dood te lijf ging. Lachwekkend.
En wat toen ik mijn rijbewijs moest laten zien nadat ik weer eens veel te hard gereden had op terugweg na een lange periode in het ziekenhuis in Terneuzen, destijds een van mijn voorliefdes, en de agent weigerde het roze kaartje aan te pakken. Het moet ergens in maart 2020 geweest zijn. Ik moest het op de achterbank van de politieauto leggen, zodat hij er naar kon kijken, waarna hij het eerst schoon kon poetsen alvorens het in beslag te nemen. Ik schoot in de lach: “Toch niet vanwege corona?” Jawel, dat was wel de reden, zei de oom agent doodserieus. “Nou, dan tref je het. Ik heb er net twee weken opzitten in het ziekenhuis, waarvan ik een deel op de SEH heb doorgebracht, u weet wel, op de plaats waar alle coronapatiënten binnenkomen.” Om daarna een stap naar voren te doen om mijn verhaal kracht bij te zetten. De held deed van schrik twee stappen achteruit, waarbij hij bijna de zijdeur uit de politieauto liep. Daar stond een politieman – traangasbusje, wapenstok en pistool onder handbereik, maar doodsbang voor wat hij niet kon zien, maar wat ik mogelijke bij me zou dragen, en er rotsvast van overtuigd was dat het zijn dood zou worden als die onzichtbare vijand hem aan zou vliegen. Geen traangas, gummiknuppel of pistool kan die angst bezwaren, want het virus laat zich niet intimideren, kan niet in elkaar geslagen worden en is niet onder de indruk van een pistool. Ook dat is een moment dat ik nooit meer zal vergeten, en waarvan ik nog een glimlach op mijn gezicht krijg. Geef een man macht en je leert zijn karakter kennen, zo zegt het spreekwoord. Ik zou er aan toe willen voegen: “Dreig een man met een virus, hoe onschuldig ook, en je leert zijn grootste angst kennen.” Hoe gemakkelijk kun je van een agent een bange wezel maken.
Wat lieten mensen zich kennen in de afgelopen jaren. Wat is beschaving en medemenselijkheid toch een ontzettend dun laagje over wat zich onder de oppervlakte afspeelt. Op een relatief klein deel van de mensen na.
Maar dat waren er maar weinig.
Ik kreeg mijn rijbewijs terug, u weet wel, de dokter als heilige die de wereld ging redden van de ondergang. Het was nog in de tijd dat er hard geapplaudisseerd werd voor dokters en verpleegkundigen, maar ook die periode ligt al ver achter ons. Zou het iets te maken hebben met de schandalige manier waarop een groot deel van hen zich opstelde ten opzichte van de ongevaccineerde medemens? Want dat was ‘Der neue Untermensch’, ook voor een groot deel van het Gilde der Witte Jassen. De ongevaccineerden waren egoïstisch. Zij waren gevaarlijk voor andere mensen. Minderwaardige types die het niet verdienden om in het ziekenhuis behandeld te worden, laat staan dat ze recht zouden hebben op een IC-bed. Daar konden ze maar beter officieel afstand van doen. Artsen, het zijn net mensen, met alle verwerpelijke karaktereigenschappen die sommige van hen ook bleken te hebben.
Of realiseren ook zij zich inmiddels dat de maatregelen alleen maar geld hebben gekost en alleen maar leed hebben veroorzaakt, en zij hier hartelijk aan mee hebben gewerkt? Vol vuur en enthousiasme?
Wantrouwen
Het wantrouwen en minachting voor de politie is me met de paplepel ingegoten, dat realiseer ik me heel goed, maar bovenstaande voorvallen en een aantal andere situaties, zoals ik bijvoorbeeld met eigen ogen heb kunnen aanschouwen op het Museumplein, maakte het er beslist niet beter op. Mijn respect voor deze ‘beroepsgroep’was volledig verdwenen, en wonderlijk genoeg was het de bijzonder menselijke behandeling die mij in de cel ten deel viel, de reden dat ik weer kon geloven dat er ook goede politiemensen zijn die wel het beste met de burger voor hebben.
Maar het waren er zo verdomd weinig.
Voor diegenen die zich nu niet meer in Dalfsen en omstreken durft te wagen: wees gerust, ik rijd tegenwoordig als het spreekwoordelijke ‘oude wijf’. Zoals mijn vader dat elke zondagmiddag deed, om te zien wat er in de buurt allemaal gebeurde. Zelfs mijn dochter zucht diep en rolt met haar ogen als ik weer eens op mijn dooie akkertje een binnenweggetje neem nadat ik haar van school haal: “Zo kan ik beter gaan fietsen, dan ben ik nog sneller thuis.” Al is ze dat de week erop alweer vergeten. Zeker als het hard waait of regent.
En zoals de coronapandemie met veel bombarie begon, zo geruisloos verdween ze weer van het toneel. Op donderdag 23 februari adviseerde het OMT om de laatste coronamaatregelen op te heffen, een advies dat niet lang daarna overgenomen werd door de regering. Daarmee kwam officieel een einde aan de ‘coronapandemie’, iets wat eigenlijk eind 2020 al een feit was. Maar de overheid en het OMT hadden zich in een fatale loop gemanoeuvreerd, waaraan het maar moeilijk ontsnappen was: zolang het testen niet stopte, kwam er geen eind aan de pandemie. En zolang er geen eind kwam aan de pandemie, stopt het testen niet. En dus moest er een eind komen aan de pandemie, of aan het testen. Het werd het eerste, waarna het laatste vlot volgde. En geloof het of niet, daarna schreeuwden enkele voormalige leden van het C19 Red Team en hun diep gelovige Zero Covid-aanhangers moord en brand omdat de pandemie nu officieel beëindigd was. En natuurlijk was Asha ten Broeke een van hen, de vleesgeworden angst voor COVID-19. Hoe durfden ze, die politici? Waren de experts als Koopmans en Bonte nu helemaal gek geworden, om zomaar het einde van een pandemie uit te roepen? Wat moest er nu van hen worden? Nu kon het Grote Gevaar dat nog vanuit alle hoeken en gaten op ze loerde, ze alsnog verrassen. Het zou zich zomaar aangepraat kunnen worden, of toegekucht. En niet alleen door die vermaledijde ongevaccineerden, maar zowaar ook nog door alle deugmenschen die wel braaf al hun stempeltjes op de prikkaart verzameld hadden. Nu werden ze opnieuw overgeleverd aan COVID-19, en kon het alsnog hun dood worden. En als ze niet dood zouden gaan, zou er nóg iets ergers kunnen gebeuren: ze zouden Long COVID kunnen oplopen. Very Long COVID. En dat zou ik inderdaad niet willen, want het zou betekenen dat we nog vele jaren moeten luisteren naar het tenenkrommende gejammer en gejeremieer van mensen zoals Asha ten Broeke en Ginny Mooy. We mogen toch hopen dat ons dat in ieder geval bespaard blijft.
En dat allemaal nog wel na vijf prikken die dat allemaal had moeten voorkomen. Maar dat blijkbaar niet deed. Daar hoor je de ‘experts’ zoals Marion Koopmans, Marc Bonten en de verschrikkelijke kinderarts Károly Illy nooit meer over. In tegenstelling tot Einstein weet ik het zeker: de menselijke domheid, zeker die van de elitaire deugmensch, kent écht geen grenzen.
Het zijn dezelfde mensen die geprikt werden, en nog eens geprikt, en daarna nog eens, en nu verontwaardigd zijn dat ze geïnfecteerd kunnen raken met SARS-CoV-2, ook al is de enige klacht die ze hebben is dat er een druppel aan hun neus of hun kont hangt. En dat is niet te wijten aan gebrekkige vaccins, nee, dat is te wijten aan al die onverantwoordelijke types die zich niet lieten vaccineren, en er daarom de oorzaak van zijn dat het virus nog onder ons is.
Koekoek.
En voor mij is gelukkig de tijd weer gekomen voor de slappe lach, want deze mensen uiten dan ook nog eens verongelijkt en boos op Twitter dat ze tóch nog een infectie met SARS-CoV-2 hebben opgelopen. “Toch nog de klos, ondanks de vaccinatie en de boosters”, schreef een van hen. Met het plaatje erbij van een positieve antigeensneltest. Mijn bulderende lach schalt als vanouds door de huiskamer als ik dit lees. Geen leuker vermaak dan leedvermaak. Ik zie ze in mijn fantasie alweer op handen en voeten naar de teststraat kruipen en de vaccinatiestraat in tijgeren. Pimpelmees en huisjesslak, hoedt u als u ‘de wetenschap’ in de verte ontwaart, want u heeft echt geen idee van wat er nu allemaal weer achteraan kruipt.
En vanzelfsprekend deelde ook Maarten Keulemans zijn laatste positieve sneltest jongstleden donderdag 7 april 2023. Maar hij had dan ook een reële klacht: hij was zijn smaak kwijt. Nu weet iedere neuroloog dat het verlies van smaak meestal het gevolg is van een verlies van de reuk, en niet zozeer van de smaak. Maar hiermee staat wel vast dat ik me vergist heb. Het kan de beste gebeuren. Want in tegenstelling tot wat ik dacht, was er bij Maarten blijkbaar toch op zijn minst een deel van een brein aanwezig onder het schedeldak, ook al gaat het om het oudste en meest ‘primitieve’ deel, de ‘reukhersenen’, ook wel de paleocortex genoemd. En nou deed zelfs dat primitieve deel het niet meer. Wat een ellende.
Het leedvermaak klotst hier tegen de plinten op, zoals ik al eens schreef in een andere blog ‘Leedvermaak’, toen Arend Jan Boekesteijn, lid van de VVD en de zoveelste uitgedroogde elitaire cerebrale walnoot, op Twitter liet weten dat hij ondanks al zijn vaccinaties toch nog Covid had opgelopen. En dat ondanks dat hij nog wel zo fanatiek achter ‘de wetenschap’ aangekropen was. En nog wel zo plichtsgetrouw naar de vaccinatiestraat getijgerd was, en dat nog wel tot vijf keer toe, soms met een zelftest tussen de tanden en een volgende keer met wattenstaafje in zijn neus, al was het maar om te voorkomen dat bij een flinke niesbui zijn gehele schedelinhoud op straat zou belanden. Zelfs de huisjesslak kon een glimlach niet onderdrukken. En de pimpelmees zakte dit keer niet door zijn pootjes, maar viel gewoon om van het lachen. Die Arend Jan toch.
Terug naar de realiteit van vandaag: ik vraag me af of er ooit een fatsoenlijke en grondige evaluatie komt van deze periode, waarin de waanzin het overnam van de rede. De vraag is of de verantwoordelijke ministers De Jonge en Grapperhaus ooit verantwoording zullen moeten afleggen, evenals de pathologische leugenaar Mark Rutte. En wat te denken van de ‘experts’? En van de diverse ambtenaren, ook de griezelige mensen van de NCTV, die door Hannah Arendt aangeduid werden als de ‘banality of evil’?
Ik vrees van niet. Veel mensen die dit beleid klakkeloos uitvoerden, houden nu angstvallig hun mond, in de hoop dat het wel over zal waaien. En dat hun gedrag en hun uitspraken wel vergeten zullen worden. Die kans is groot, al was het maar omdat het monster van de Bureaucratische Staat, zoals ik die in een latere blog zou beschrijven, ze beschermt met een gebrek aan directe verantwoordelijkheid en gegarandeerde anonimiteit.
Maar ik vergeet dit niet. Een geheugen als een olifant, en een zee van rancune.
Want het is gezien. Door mij en door vele anderen. Het is gedocumenteerd. Door mij en vele anderen. Wat ik zag en wat ik voelde heb ik vastgelegd. In deze twee bundels, die ik samen de Kroniek van de Waanzin zou willen noemen. Het zijn de stille getuigen van het grootste fiasco in de publieke gezondheidszorg ooit, en een stille getuige van de greep naar de macht van de ‘De Bureaucratische Staat’. Ik hoop dat ze vaak gelezen en herlezen worden, en nog lang gelezen zullen worden. Dan is het niet helemaal voor niets geweest.
Overigens was ik en ben ik geen held, zoals sommige mensen zeggen. Allesbehalve. Ik ken minstens evenveel angst als ieder ander. De simpele waarheid is dat ik gewoon niet anders kon. Ik heb nooit anders gekund. Ook dat heb ik mijn kinderen, voor zover ze dat konden begrijpen, uitgelegd. Als ik iets zie dat in mijn ogen niet deugt, doe ik mijn mond open. Ook al weet ik dat ik er door in moeilijkheden raak. En ik heb het geluk dat ik, net zoals mijn moeder, een scherpe pen heb en ook verbaal maar zelden niet uit mijn woorden kom. Het is niet anders, dat is zoals ik ben. Het heeft me vaak in de problemen gebracht, maar nu was het het beste gereedschap dat ik me kon wensen om me te weer te stellen tegen zoveel waanzin en stupiditeit. Ik hoop dat ik verbaal en met mijn pen de mensen die hetzelfde dachten, maar niet de juiste woorden tot hun beschikking hadden, of deze niet konden of durfden uit te spreken, alsnog de woorden heb gegeven die zij hadden willen uitspreken. In stilte of hardop. Ook dat zou maken dat het niet voor niets is geweest.
Ik heb gedaan wat ik deed, omdat ik vond dat ik het moest doen. Ik hoef geen erkenning en ik hoef geen eerherstel. Laat staan excuses. Loze woorden, omdat de mensen die deze zouden moeten uitspreken, in mijn ogen geen knip voor de neus waard zijn. En de volgende keer gewoon weer zouden doen, wat ze in de afgelopen jaren hebben gedaan. Het enige dat ik wil is dat de verantwoordelijke figuren ter verantwoording worden geroepen, en waar nodig gestraft worden. En ik vrees dat zelfs dat nooit zal gebeuren.
Behalve dan het oordeel van de geschiedenis. Dat oordeel gaat er komen, vroeg of laat. En dat oordeel zal hard zijn. Heel hard. Dat is de enige overtuiging die ik heb. Of kan ik het misschien beter hoop noemen?
Hartelijke groet, Jan Bonte, alias Jan B. Hommel.
P.S.
De bundel ‘Der neue Untermensch’ is een stuk dikker dan ‘De Gifbeker’, en bevat zo’n 60 bladzijden meer. Toch vond ik het belangrijk om de prijs voor de bundel zelf onder de 30 euro te houden, omdat het een stevige prijs is voor een boek en voor veel mensen al best een behoorlijke uitgave is. De reden waarom hij een stuk dikker is, is dat ik de periode waarin Corona mijn leven zo’n beetje beheerste, achter me wilde laten. Het werd de hoogste tijd om vooruit te kijken. Want er zijn verschillende andere en veel belangrijkere zaken dan corona waar we ons op moeten richten, zoals ik in mijn latere blogs regelmatig heb geschreven. Niet zozeer voor mij, maar des te meer voor mijn kinderen. We moeten alleen nog achterom kijken om er voor te zorgen dat dit niet nog een keer kan gebeuren.
Na de blogs die in deze bundel staan zouden nog wel enkele blogs verschijnen waarin de corona-maatregelen aan de kaak worden gesteld, en de mogelijke gevolgen van de vaccinaties worden besproken. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn op het gebied van de mRNA-vaccins, zal ik dat opnieuw doen. Maar in principe was met het laatste stuk in deze bundel, ‘De angst regeert’, voor mij de coronaperiode ten einde. Er zouden geen lockdowns meer volgen, de mondkapjes verdwenen uit het straatbeeld, en het ‘gewone leven’ hernam zich. In ieder geval voor het oog, want voor veel mensen, waaronder ook ikzelf, zal de wereld nooit meer hetzelfde zijn.
Wat ik zelf de allerbelangrijkste stukken in deze bundel vind, zijn de bewerkingen van de dagvaardingen tegen het coronatoegangsbewijs en de lockdown, en de bewerking van het hoger beroep tegen het coronatoegangsbewijs. Vooral in die laatste en zeer uitgebreide blog heb ik alle wetenschappelijke argumenten genoemd die ingebracht konden worden tegen het gevoerde beleid. Ik denk dat ik zonder blikken of blozen kan zeggen dat vrijwel al deze argumenten juist bleken te zijn. Het is vooral deze blog die tot in detail laat zien welk een enorme pseudowetenschappelijke waanzin er over ons uitgestort werd. Deze vind ik zelf mijn allerbelangrijkste bijdragen van de afgelopen jaren. Als er ooit een grondige evaluatie zal plaatsvinden van alle coronamaatregelen, vormen deze blogs een goed begin om te leren wat er allemaal al op de verschillende momenten bekend was over wat zinvol was en wat niet, ook al werd dit niet aan het volkverteld door ‘experts’, instanties en regering.
Rest mij nog te zeggen dat het nog wel even kan duren voordat je het boek daadwerkelijk in de bus krijgt. De voorverkoop voor de donateurs en de mensen die het vorige boek gekocht hebben, heeft een week in beslag genomen, en ik denk dat ik met verwerken van die bestellingen al wel twee weken zoet ben. Maandag 17 april gaat de opdracht naar de drukker en dan duurt het nog ongeveer 10 dagen voordat ik de bundels geleverd krijg. Vervolgens werk ik de bestellingen op volgorde van binnenkomst af, en omdat ik zelf alles inpak en verstuur – ook al omdat ik alle boeken zelf signeer – zullen er een aantal weken overheen gaan voordat ik alles verstuurd heb. Alleen de doosjes hoef ik niet zelf te vouwen.
Verder is een manco van het betaalsysteem dat bij een bestelling geen bestelbevestiging volgt. Dat is hinderlijk, maar ik kan daar niets aan veranderen. Als het geld van je rekening afgeschreven is, is de bestelling overgekomen en mag je ervan uitgaan dat ik het boek ook zal versturen.
Voor diegenen die een bestelling vanuit Duitsland of België plaatst, wil ik vriendelijk vragen om de meerkosten qua verzending naar die landen mee te rekenen. Ik heb vanaf de 2e druk mensen wel per mail gevraagd om de meerkosten alsnog over te maken als mensen die niet meegerekend hadden bij de betaling, maar het was geen doen om te controleren of dat ook daadwerkelijk gebeurde, en dus heb ik de boeken gewoon verstuurd. Nu zal ik het geld terugstorten als niet het juiste bedrag is ingevuld.
Voor wie mijn blogs leuk vindt, ik schrijf nu een zo goed mogelijk onderbouwd verhaal over de geschiedenis Wuhan. Dat kost veel tijd, vooral ook qua lezen en herlezen van alle bestaande artikelen, zowel wetenschappelijke als niet-wetenschappelijke. Ik ben nu bij hoofdstuk vier, en ik denk dat er nog wel een stuk of acht zullen volgen. Het is dus goed mogelijk dat er de komende maanden een relatieve radiostilte volgt qua blogs. Niet omdat ik aan de Costa Brava zit, maar omdat ik aan het lezen en schrijven ben. Bovendien heb ik een hekel aan hitte.
Al is er af en toe vast wel iets waar ik me heel boos over maak, en ik het dan waarschijnlijk toch niet kan laten om even een schotschrift te schrijven.
Want, zoals wederom mijn oude vader placht te zeggen:
“Ie munn’ toch iets doen wat oe plûg.”
(Je moet toch iets doen waarmee je jezelf plaagt).