Het is 17 januari 2022. Nadat ik enkele weken heel veel gelezen en geschreven heb, volgt de onvermijdelijke kater. Ik moet mezelf bij elkaar rapen, de vele teleurstellingen verwerken – onder andere ook over de rechterlijke macht – en even heel wat anders gaan doen. Er zijn nog stapels boeken die ik wil lezen, er staat nog een auto te wachten op onderhoud en er is nog genoeg werk in de tuin dat gedaan moet worden. Maar het is slecht weer, de auto grijnst me met een scheve glimlach aan, comfortabel leunend op de krik, en van lezen komt het niet. Mijn hersenen willen niet meer. En dus ruim ik wat op in huis, kijk een beetje televisie – vooral geen talkshows! – en orden mijn bureaublad. En mijn gedachten. Want vooral in mijn brein heerst chaos.
Terwijl ik dat doe voel ik onze hond die onder mijn bureau op mijn voeten ligt – een kruising tussen een Wetterhoun en een Friese Stabij – herhaaldelijk krabben. Ik zoek het vaccinatieboekje van het beestje op om te zien wanneer hij voor het laatst een behandeling tegen vlooien en teken kreeg, en inderdaad, dat blijkt al langer dan drie maanden geleden te zijn geweest. Krabben gaat onze Sammie niet helpen. Hij zal wederom zijn pilletjes tegen de vlooien moeten krijgen, die ik dan ook haal bij de plaatselijke dierenarts waar ik in mijn jeugd heel vaak kwam om pillen en poeders te halen voor onze dieren. En omdat onze koeien nogal eens de neiging hadden om niet vrijwillig de pillen zo groot als een ei tot zich te nemen, kregen we een soort schietpistool mee om ze daarmee met de beste bedoelingen hun medicatie toe te dienen. Al was de koe daarvan meestal niet overtuigd.
Ik weet nog goed dat we aan het begin van het weideseizoen de pinken – de jonge koeien – tussen een aantal hekken bijeendreven om ze zo de rug in te kunnen wrijven met een dik wit goedje. “Tee’ng longworm”, zei mijn vader. Als dat niet gedaan werd, begonnen ze angstaanjagend te hoesten en werden ze broodmager. Nu, ruim dertig jaar later, weet ik dat het inderdaad longworm genoemd wordt, en dat de jonge koeien dit oplopen door het grazen van vers gras, met daarin de larven van deze parasiet.
Wij hadden thuis geen paarden – hoewel mijn moeder er heel goed mee om kon gaan – maar mijn vader was blij dat hij zijn paard in kon ruilen voor een tractor. Die hoefde hij niet elke dag hooi te voeren en belangrijker, hij kon de tractor besturen en zodra het werk klaar was, uitzetten. Dat moest hij bij een paard altijd maar afwachten. De ene dag sloeg het dier op hol, de andere dag stond het stokstijf en deed geen stap voor- of achteruit. En daarom deed mijn moeder in haar jonge dagen het meeste werk waarvoor een paard nodig was. Op deze manier heeft mijn moeder bergen werk verzet, samen met mijn vader.
Mijn vader vertelde vaak het verhaal dat hij een voor hem onhandelbaar paard had, waarmee volgens hem niet te werken was. Het dier wist blijkbaar dat er gewerkt moest worden als hij mijn vader aan zag komen, en dat was genoeg om letterlijk de benen te nemen. Totdat het paard een steekvlieg ontdekte: dan bleef het dier stokstijf staan totdat hij door mijn vader verlost werd van het insect. Mijn vader kon er dan zonder problemen onderdoor lopen, zo bang was het paard voor deze insecten. Sinds vandaag – minstens veertig jaar nadat ik het verhaal voor het eerst hoorde – weet ik dat het een paardenvlieg heet, die ook wel aangeduid wordt met de naam ‘daas’. En dat was inderdaad de term die mijn vader gebruikte. Zo blijkt maar weer – vele boeken en tijdschriftartikelen later – dat ik 40 jaar later nog steeds niet de kennis heb die mijn ouders wel hadden.
Kennis die zij in het dagelijks leven opdeden.
Als jongetje heb ik me lang verbaasd over paarden die in de zomer een kleed opgelegd kregen, en dat terwijl het buiten meer dan 30 graden in de schaduw was. Ik begreep het niet. Pas later leerde ik dat het tegen de felle zon was, maar ook tegen de vliegen en muggen. Paarden hebben dan wel een lange staart waarmee ze deze insecten kunnen verjagen, maar zelfs de langste paardenstaart is niet genoeg om het hele lijf van het dier mee te bestrijken.
Ik had het natuurlijk aan mijn vader kunnen vragen, maar van hem kreeg ik ook niet altijd de meest betrouwbare antwoorden: toen ik hem vroeg waarom de stier boven op een koe klom, kreeg ik als antwoord: “Die mut kiek’n woar het meeste grus zit”. Daar kon ik het mee doen. Ook in dit geval heeft het een aantal jaren geduurd voordat ik me realiseerde dat de werkelijkheid een andere is dan mijn vader die schetste, en dat de stier ook zonder eerst op de rug van een jonge koe te klimmen wel wist waar het meeste gras zat. Ik was toen al erg naïef en traag van begrip. Veertig jaar later is er niets veranderd. Ich habe einfachein bisschen eine lange Leitung.
Wie opgroeit op een boerderij leert snel wat dood en leven inhoudt. Biggen die dood worden geboren, en biggen die ik soms zelf – dood of levend – moest halen als ze niet spontaan geboren werden, omdat mijn handen veel kleiner waren dan die van mijn vader. Koeien die het afkalven niet overleefden, en onze opeenvolgende generaties honden die aan het einde van hun leven kwamen. Een daarvan was Bassie, de hond met wie ik een groot deel van mijn tienerjaren optrok. Zo groot als een flink kalf, aandoenlijk dom en extreem bang voor vuurwerk. Het was eigenlijk de hond van mijn zus – reden waarom hij geen Pluto heette – maar omdat zij een tijdje terugkwam op de boerderij, was Bassie die tijd ook bij ons. Om grotendeels bij ons te blijven toen mijn zus terugging naar haar eigen huis, dat aan de andere kant van een klein weiland lag.
Tijdens een jaarwisseling heb ik de hele oudejaarsdag en -avond bij hem op de grond gezeten, omdat de kalmeringsmiddelen van de dierenarts niet voldoende waren om zijn angst afdoende te dempen, ook niet in combinatie met een halve liter jenever. Alleen als ik bij hem op de grond ging zitten, vlijde hij zich tussen mijn benen en legde zijn grote kop op mijn schoot, om bij iedere knal zachtjes te janken.
Als ik ’s ochtends de deur naar de ‘dèle’ – de stal – opendeed, sprong hij vol tegen me op en lag ik niet zelden languit in de gang, en hoefde me daarna niet meer te wassen. Als ik het ‘za’and van de bult’ schepte – de stapel kuilvoer – sprong hij enthousiast achter iedere schep zand aan, om elke keer weer stomverbaasd te moeten constateren dat ie in het niets was opgelost. Toen hij doodging voelde het alsof er een familielid stierf. Zelfs een dosis fenobarbital waar een mens aan dood zou gaan, was niet genoeg om Bassie te laten sterven. Hij lag op mijn schoot terwijl de dierenarts hem van arren moede een injectie recht in het hart gaf. Ik heb hem zelf begraven.
Alleen.
Ik heb daarna nooit meer zo’n groot gat hoeven graven.
En alle honden van de boerderij kregen hetzelfde ritueel nadat ze dood waren gegaan. Ze werden in de tuin of aan de rand van het bos begraven. Mijn vader plukte wat bloemen uit de berm, zei kort maar krachtig bij zijn eigen hond: “Dat was Plutie, ut was een best huntie”. En vervolgens kwam er na een paar dagen een nieuwe pup, meestal een herdershond. Nooit raszuiver, daar hield mijn vader niet van, en bovendien was dat veel te duur. Het was de komst van een nieuwe ‘Plutie’, het volgende ‘beste huntie’. Het is de normale cyclus van leven en dood, de natuurlijke pendule van de eeuwigheid. Wie op een boerderij leeft, ziet wekelijks de dood aan zich voorbijtrekken. En ook de volgende pup kreeg steevast de naam `Pluto’: daaraan viel niet te tornen. Een andere naam – als kinderen hebben wij het écht geprobeerd – was onbespreekbaar. En natuurlijk werden ook de opeenvolgende generaties Pluto’s behandeld met een middel tegen vlooien en teken. Zodra ze zich begonnen te krabben.
Want krabben helpt niet
Amrish Baidjoe: Director MS Luxor. Field-epi/PHMicro|Humanitarian Emergencies|Operational Research|Hon.assist. Prof LSHTM, ID Epi.
Marino van Zelst | Postdoc infectious disease modelling WUR animal & PhD candidate OrgStudiesTiU | Outbreak Epidemiology & Behavioral Strategy.
Nee, het bovenstaande is niet het resultaat van een op hol geslagen auto-correctie vanWord, het is de titelbrij waarmee Amrish Baidjoe en Marino van Zelst zichzelf aanprijzen. De naamkaartjes van mensen die ongetwijfeld van mening zijn dat iedere volgende titel iets toevoegt aan de grootsheid van hun persoontjes, en hen doet veranderen van roestig oud ijzer in puur goud. Als een hele kleine judoka met een veel te groot judopak, die al over de pijpen van zijn judobroek gestruikeld is voordat hij überhaupt de mat heeft bereikt.
Ginny Mooy: zij is blijkbaar iets bescheidener:
Author. Anthropologist. Now: Corona pandemic research. Prev. Ebola Emergency response and research.
Wat hebben deze drie mensen met elkaar gemeen, behalve dat ze in hun profielomschrijving op Twitter afkortingen moeten gebruiken, omdat ze anders niet voldoende ruimte hebben om al hun titels en eervolle vermeldingen te kunnen tonen?
Wat deze drie ijdele titelfetisjisten met elkaar verbindt, is dat ze alle drie lid waren van het RedTeam, dat als alternatief team van ‘experts’ de overheid – ongevraagd – wilde adviseren over de aanpak van de coronacrisis, ongetwijfeld in de overtuiging dat zij de overtreffende trap zouden kunnen zijn van de toch al dramatische ondeskundigheid die het OMT al twee jaar tentoonspreidt. En ik moet zeggen: dat is ze goed gelukt. Meer dan goed gelukt.
Natuurlijk waren ze niet de enige leden van het RedTeam. Zo was daar ook nog Wim Schellekens, die na twee vaccinaties – en nu ongetwijfeld ook na de derde prik – nog steeds twee-en-een-halve meter afstand tot zijn medemens houdt, nog steeds twee mondkapjes opzet en nog steeds van mening is dat de Zwarte Dood elk moment kan toeslaan. Bang voor zijn wijf, maar vooral bang voor de dood. Het loopt hem dun door de broek bij ieder kuchje dat hij in de verte hoort. Kalmerende middelen en een halve fles jenever halen ook hier niets uit. Drie mondkapjes zijn niet genoeg. Twee spatschermen waarschijnlijk ook niet. En daarom staat hij elke keer als eerste bij de prikstraat als er weer een nieuwe booster te vergeven valt. En verder doet hij ten minste drie antigeensneltests per dag en krijgt hij bij de teststraat brood en koffie geserveerd omdat hij, als hij er toch is, het liefst drie PCR-tests consumeert: een als ontbijt, een als lunch en een als diner. En nog een PCR als afzakkertje bij Op1. De virofobie van deze man is zo ernstig, dat zelfs een jaren durende psycho-analyse niet genoeg zal zijn om hem hiervan te verlossen. Die tijd heeft hij ook niet, omdat voor het einde van die behandeling de Man met de Zeis hem schaterlachend meeneemt, zodat hij die elders voort kan zetten.
Het blijft fascinerend om te zien wat doodsangst met mensen doet. De meest bescheiden en normaal zwijgzame mensen staan op en verzetten zich tot het bittere einde tegen de ontwikkeling van een totalitaire medische staat, en de mensen waarvan ik dacht dat het grote en krachtige vrijdenkers waren, knikken door hun knieën en offeren hun laatste restje waardigheid op aan Koning Corona.
Verder was daar nog Bert Slagter, gewiekste handelaar in tweedehands academische ideeën en pseudowetenschappelijk oud schroot. Hij houdt zich al een tijd heel stil – ik ben oprecht nieuwsgierig hoe vaak deze professionele windbuil nog uitgenodigd wordt als spreker – en hoopt waarschijnlijk vurig dat zijn armetierige schrijfseltjes in Follow the Money en zijn bijdrage aan het RedTeam de komende jaren verdwijnen onder het stof van de geschiedenis. Welnee Bert. Alleen daarom al is het goed om jou hier te gedenken. Opdat je niet vergeten wordt. Als herinnering aan het feit dat niet alles wat praat ook daadwerkelijk gehoord moet worden. Niet voor niets bestaat het woord logorroe, ofwel verbale diarree. Voor echte diarree werkt loperamide, voor verbale diarree volstaat ducttape. Het voordeel is dat daarmee ook een mondkapje goed afdicht en niet per ongeluk afzakt.
Het was mijn bedoeling om in een uitgebreide blog de stellingen van het RedTeam en dan specifiek de uitspraken van dit drietal Van Zelst, Mooy en Baidjoe uitputtend te behandelen en te weerleggen. Maar daarover kán niet eens een uitgebreide blog geschreven worden. Want wat valt er te zeggen over de adviezen van deze drie? Het is twee jaar steeds één en hetzelfde geraaskal geweest wat deze drie uitkraamden.
Men moest eerder een lockdown instellen. Men moest de lockdown verlengen, en nog eens verlengen. De lockdowns moesten harder. Nog harder. Meer lockdowns. Langere lockdowns. Vaker lockdowns. Het moesten mini-lockdowns zijn, nee, nog beter: medium lockdowns. Oh nee, toch niet, de lockdowns moesten ‘well done’ zijn. Raw. Medium. Well done. Verbrand. Zo zien Mooy, Van Zelst en Baidjoe het graag: een zwartgeblakerde maatschappij in hun idiote jacht op Zero Covid. Als we druiloren als Baidjoe en Van Zelst en het huppelende antropologische animeermeisje Mooy hun gang laten gaan, hebben we straks helemaal geen maatschappij meer om nog in lockdown te laten gaan. Zij denken dat een uitermate complexe maatschappij waarbij vele industrieën, organisaties, middenstand, horeca en transport nauw met elkaar verweven en afhankelijk van elkaar zijn, hetzelfde is als een verzameling hutjes in de Afrikaanse bushbush.
Bovendien zijn er inmiddels meerdere goede analyses naar het effect van lockdowns, die alle dezelfde conclusie hebben, namelijk dat lockdowns niet of nauwelijks effect hebben gehad op de sterfte, maar wel tot enorme schade aan de maatschappij hebben geleid.[1] [2] [3] [4] Maar dat komt in hun armetierige virofobische breintjes niet van pas.
De Jutland-studie, de beste studie tot nu toe, met een vergelijking tussen twee regio’s met in de ene regio een hele strenge lockdown en in de andere regio slechts enkele basismaatregelen, liet geen enkel verschil zien in het aantal besmettingen.[5] Maar dan ook geen enkel verschil. De besmettingen in beide regio’s stegen even hard en daalden even hard. Het kwam allemaal niet in de kraam van de Zero Covid-zeloten te pas. Van Zelst, Mooy en Baidjoe wilden koste wat het kost hun experiment loslaten op onze maatschappij. En dus negeerden zij deze studie. Zoals religieuze fanatici altijd alleen datgene willen horen wat zij kunnen gebruiken bij het uitdragen van het geloof.
Van Mooy, Van Zelst en Baidjoe moest men testen. Meer testen. Vaker testen. Overal testen. De levenden testen. De doden testen. Dat de tests daarvoor helemaal niet geschikt zijn, en per definitie niet bepaald kan worden hoe sensitief en specifiek ze zijn in de setting waarin ze gebruikt worden, en het zelfs bij benadering duister blijft wat de winst is van het massaal testen van de voor het overgrote deel asymptomatische bevolking – zoals ik in de blog ‘De Hogepriesters van het OMT’ uitgebreid heb uitgelegd – het is net alsof deze drie dit gewoon niet kúnnen begrijpen. Steeds meer raak ik ervan overtuigd dat zij niet de intelligentie hebben om hier goed over na te denken en geen enkel inzicht hebben in de complexiteit van onze maatschappij. “Zalig zijn de armen van geest, want zij zullen dom blijven”, zei mijn oude vader. Ik dacht lang dat het in de bijbel stond, maar het kwam uit het ongeschreven spreukenboek van mijn vader. En weer had hij gelijk.
Men moest volgens deze drie paniekzaaiers mondkapjes dragen. Vaker mondkapjes dragen. Op veel meer plekken mondkapjes dragen. Langer mondkapjes dragen. Overledenen in het verpleeghuis kregen een mondkapje op. Het zou toch maar gebeuren dat de laatste adem toch stiekem niet de laatste was, maar de voorlaatste. Ze werden in lijkzakken afgevoerd en het ontbrak er nog maar aan dat de ritssluiting luchtdicht werd afgesloten. Hoeveel idiotie kan een mens verdragen? Nog steeds ontstaat er kortsluiting in mijn brein als ik me realiseer hoe ontzettend deze mensen blijken te lijden aan een onbehandelbare geestelijke atrofie.
We moeten alleen in quarantaine, we moeten met zijn tweeën in quarantaine. We moeten met zijn allen in quarantaine. We moeten met de hele wereld in quarantaine. Zero Covid is niet genoeg. Het moet Zero Zero Covid zijn. Het moet 273 graden onder Zero Covid zijn. Dat er voor geen van deze door Mooy, Van Zelst en Baidjoe hartstochtelijk aangeprezen maatregelen zelfs maar een greintje bewijs bestaat voor de nuttige effecten ervan, deert deze drie geenszins. Dat er geen enkele correlatie is tussen de diverse genomen maatregelen en de toename of afname van ‘besmettingscijfers’, ziekenhuis- en IC-opnames, ook niet. Het was een experiment dat niet geëvalueerd hoeft te worden van Baidjoe, Mooy en Van Zelst. Zij wéten gewoon dat de door hen aanbeden maatregelen effectief zijn, dat behoeft geen solide onderbouwing.
Het is meerdere malen overtuigend aangetoond dat de maatregelen geen enkele correlatie met de besmettingscijfers hebben. De mondkapjes zijn alleen effectief in de virtuele werkelijkheid van de modellen. Als men tenminste de juiste aannames doet, namelijk dat mondkapjes werken. Anders niet. Dat Michael Levitt al meerdere keren aan de hand van een Gompertzcurve heeft laten zien dat de besmettingscijfers ook spontaan zouden dalen zonder dat de maatregelen zouden zijn ingesteld, kwam vooral Van Zelst heel goed uit.[6] Want daarmee konden Mooy en Baidjoe de loftrompet steken over de ongekende wijsheid en voorspellende gaven van Van Zelst. En het is dit academische ongedierte dat al twee jaar parasiteert op het spontane beloop van een respiratoir overgedragen RNA-virus, om hiermee eeuwige roem te vergaren. En daartoe is elk middel geoorloofd.
Want als de maatregelen niet waren genomen was het allemaal véél erger geweest. Aldus de dorpsgek onder de modelleurs Van Zelst, het antropologische huppeltrutje Mooy en de als Afrikaans stuifzand opdwarrelende Baidjoe. En als de voorspellingen niet goed waren, kwam dat doordat mensen zich niet voldoende aan de maatregelen hadden gehouden. De lockdown had nóg harder moeten zijn. De mondkapjes had men nóg langer en nóg vaker moeten dragen. Ze hadden op het gezicht geplakt moeten worden, en als mensen dat niet uit zichzelf deden, zouden ze daartoe gedwongen moeten worden. De avondklok zou om 15:00 in moeten gaan en duren tot 13:00. De kinderen moeten in de kruipruimte, de hond op de vliering, de echtgenote in de WC en de man in de woonkamer of andersom. Want je kúnt je nooit genoeg isoleren van je medemens.
Van Zelst die zich met een onnozele blik op zijn gezicht – de zeewind door de haren – laat fotograferen met de tekst dat het testen voor de Nederlanders net zo’n routine moet worden als tandenpoetsen.[7] Iets dat ook al eens door een van de Hogepriesters van het OMT – Marc Bonten – werd verkondigd.[8] Hoewel Bonten nog graag foto’s van negatieve sneltests van de hele familie op social media deelt, als bewijs dat hij een deugdzaam burger is, heeft hij dit daarna niet nogmaals zo uitdrukkelijk gepromoot. Het quotum voor de stupiditeit van Bonten is bijna oneindig, maar is blijkbaar nu toch vol.
‘Veelgevraagd en gerespecteerd deskundige’, zo schrijft men op de website van Een Vandaag. Van Zelst veelgevraagd? Vast. Maar niet door mensen die een functionerend brein hebben. Wel door de vertegenwoordigers van de MSM, die extra lange wattenstaafjes nodig blijken te hebben om SARS-CoV-2 van de binnenkant van de schedel af te kunnen schrapen. Ruimte zat, men moet alleen hopen dat het wattenstaafje niet breekt, want dan moeten ze de rest van hun leven leren omgaan met iets dat in hun schedel van de ene naar de andere kant rolt. Van Zelst gerespecteerd? Door wie dan? Door de hersendode massa die naar Op1 kijkt en Jinek kijkt? Van Zelst, de dorpsgek in de diepreligieuze gemeente van de modelleurs die zelfs in zijn eigen computer nog de weg kwijtraakt?
Van Zelst heeft overigens maar weinig tijd voor de interviewer. Druk, druk, druk. Hij moet de wereld redden. Of zijn computer. Zijn laatste model is ziek, erg ziek. De computer kraakt en piept, zijn laatste model blaast bijna zijn laatste adem uit: “Zelfs met deze zware maatregelen is de meest gunstige voorspelling een heel onheilspellend beeld voor de zorg.” Volgens Van Zelst dan. Maar de opnames dalen, de afdelingen lopen leeg. Niet dat het er voor Van Zelst toe doet. Zijn virtuele werkelijkheid is de enige juiste en ware werkelijkheid. Nooit eerder bleek Sting het zo goed gezien te hebben als toen hij zong: “Never saw no miracle of science, that didn’t go from a blessing to a curse.” Over vele jaren zal men terugkijken op deze tijd, en de onvermijdelijke conclusie trekken dat het levensgevaarlijk is om modelleurs te vragen de toekomst te voorspellen, terwijl ze zich totaal niet bewust zijn van de enorme beperkingen van hun modellen. Ik vraag me al twee jaar af of ze die beperkingen niet willen zien of eenvoudigweg niet kúnnen zien.
Baidjoe, Mooy en Van Zelst zouden geneeskunde niet herkennen, al zou het hun in de neus bijten. Ze zouden nog geen dronkenlap van een stervende patiënt kunnen onderscheiden, ze zouden de alcoholist euthaniseren en de terminale patiënt naar de verslavingskliniek sturen. Volgens Van Zelst is virusverspreiding ‘geen rocket science’. Nee. Helemaal waar. Jammer dat hij dat zo laat heeft ontdekt. Als hij zich beperkt had tot het dromen over het meevliegen met professor Barabas als antropologisch lampje voor veldonderzoek op Mars, had ons dat veel inhoudsloos gepruttel bespaard. Want Mars is ver. Heel ver. Nog verder dan ‘ins Blaue hinein’. De raket volgestouwd met pinda’s waar Van Zelst de hele reis naar hartenlust van kan eten. “Please take the peanuts, and take the monkeys with you”, zou ik professor Barabas willen vragen. Op een raket. Waarheen? Naar HeelHeelVerweggistan.
De lucht was erg blauw die dag dat het duo Van Zelst en gekker, experts van voor- tot achtertuin, zich aan zee in het zonnetje liet zetten. Druk, druk, druk. En het stel kon die dag heel ver van zich afkijken. Ins Blaue hinein. Ganz weit ins Blaue hinein. De tandenborstel in de neus, en de sneltest tussen de tanden.
“Het virus is niet weg, het virus is nog lang niet weg. Het virus gaat nooit meer weg.” Ginny Mooy, die waarschuwt dat we het virus niet mogen laten uitrazen omdat we er anders “…nooit meer van afkomen”. Omdat het tot “afschuwelijke gezondheidsgevolgen” zou leiden. Het is ongelofelijk wat deze antropologische troela aan grote hopen bullshit uitkraamt. Een van de citaten uit haar laatste opiniestuk wil ik u dan ook niet onthouden:
“Langdurig corona in de wereld betekent: veiligheidsrisico’s als hele politiekorpsen ziek thuiszitten, noodsituaties in ziekenhuizen als veel besmette zorgmedewerkers zich tegelijkertijd moeten isoleren, nieuwe varianten, veel langdurig zieken, wereldwijde economische problemen als productieprocessen stil komen te liggen en voedselproblemen als de distributie van levensmiddelen stagneert of oogsten niet verwerkt kunnen worden. Als corona vrij mag circuleren, leidt dat tot chaos.”[9]
Ik kan dit écht niet geloven! Weet deze pseudowetenschappelijke antropologische drammerige kleuter werkelijk het verschil niet tussen de gevolgen van SARS-CoV-2 zelf, en de gevolgen van de hysterische reactie van de overheid, waaronder de lockdowns, de schoolsluitingen en een avondklok? En wat te denken van dit?
“Zolang het virus rondgaat veroorzaakt het problemen. Bovendien ontstaan er nieuwe varianten. Zo blijven we bezig.”
Arme Ginny… Is influenza in het verleden spontaan opgehouden te bestaan? Heeft influenza geen varianten? Echt niet? Wat is dan de reden dat we elk jaar moeten gokken tegen welke influenzavariant de vaccins gericht moeten zijn? Zijn de vorige vier huis-tuin-en-keukencoronavirussen spontaan verdwenen? Muteren die niet? Komt SARS-CoV-2 alleen bij mensen voor, zoals de pokken, het enige virus dat men ooit van de aardbodem heeft kunnen laten verdwijnen, mede dankzij vaccinatie? Of zijn er minstens tien diersoorten die het virus ook blijken te kunnen verspreiden? Sterker nog, is er wel eens ooit een respiratoir overgedragen RNA-virus geweest dat deze aardkloot heeft verlaten dankzij een volstrekt idiote heksenjacht, uitgevoerd door domme hersenloze kwaakganzen zoals deze Ginny Mooy? Dit kan men toch niet anders zien dan als een terminale wetenschappelijke infantiliteit, die schril afsteekt bij de intellectuele uitingen van een ezel? Het doet me denken aan een aflevering van James Herriot – een serie die we vroeger natuurlijk trouw keken – waarin Siegfried Farnon, de cynische en oude mopperkont, tegen James Herriot over een vrouw van adel zegt: “Isn’t there anyone in this world who can talk some sense in this stupid, stupid woman?” Het is een retorische vraag als het om Ginny Mooy gaat: “No, there isn’t.”
Wie wil deze kinderlijk simpele antropoloog terugbrengen naar de voorschoolse opvang? Dan mag ze daar met een maquette spelen, met tien Afrikaanse hutjes en een begraafplaats. Waar ze hekjes om de maquette mag zetten, zoals wij vroeger hekjes om de boerderij zetten, en mag ze spelen met de Madurodam-lijkenkistjes, waar ze al die arme zwarte plastic Afrikaantjes in mag leggen. En daarna mag ze een plaatjesboek bekijken waarin de vele lijken ten gevolge van Ebola – nogmaals, ik wed dat ze er nog nooit een in het echt heeft gezien – opgevreten worden door de vliegen en de maden.
Ik maak me sterk dat deze Mooy geen enkele coronapatiënt ooit zelf verzorgd heeft. Ik maak me sterk dat ze nog nooit in het verpleeghuis is geweest om met eigen ogen te aanschouwen wat de door haar zo aanbeden strategie van Zero Covid betekende voor de hoogbejaarden en dementerenden die geïsoleerd werden, terwijl het laatste restje leven uit hen vloeide. En het enorme verdriet dat dit veroorzaakte, het verdriet dat de verzorgenden en familie de rest van hun leven bij zal blijven.
Ginny Mooy interesseert dit allemaal niet. Ze heeft andere en veel belangrijkere dingen te doen: het zorgvuldig quasi-nonchalant draperen van de kleine pijpkrulletjes over haar gladgestreken poppengezichtje. Ginny Mooy is veel te druk met de Mensheid waarschuwen voor de nieuwe variant van Ebola, SARS-CoV-2, een ziekteverwekker die zelfs de inwoners van de dorpen waar Ebola huishield, doet schuddebuiken van het lachen. Aangenomen dat ze nog een buik over hebben die kan schudden. Ik maak me sterk dat Ginny Mooy als adviseur geen dag een boterham minder heeft gegeten bij haar ‘bestrijding van Ebola’. Zoveel doden, en dus des te meer eten over. “Ut bunt gewoon domme kuuk’ns”, zou mijn vader zeggen. Uilskuikens. Nog niet eens een uitgang uit het ei gevonden, maar zich wel willen bemoeien met de gang van zaken in het kippenhok.
Volgens Mooy grijpen we ieder positief nieuws aan om aan de pandemie te ontsnappen. Nee Ginny, we grijpen iedere mogelijkheid aan om aan jouw onwetenschappelijke geestelijke gehuppel en vals gezongen coronaliedjes te ontsnappen. Omdat we genoeg hebben van alle kullekoek die jij als corona drama-Queen al meer twee jaar lang de wereld in slingert. Omdat we, als we nu geen afscheid nemen van de pandemie, wij echt nooit meer van jou afkomen, en dat we eeuwig naar jouw zwakgeestige gepruttel, afkomstig van jouw armetierige walnoothersentjes moeten luisteren. En inderdaad Ginny, we doen veel te weinig aan preventie. We hadden vrachtwagens vol ducttape moeten kopen en vele instellingen moeten openen – zonder wifi en zonder mobiele telefoons – waar we jou en je medezwetsers veiligheidshalve met zachte drang – natuurlijk geen dwang – naartoe hadden kunnen bewegen, toen SARS-CoV-2 ons land binnengeblazen werd. Aus das Blaue hinein. Preventief isoleren. Om ons te beschermen tegen de bakken vol groteske fantasieën, rammelende modellen en containers vol met prietpraat. Dát was pas zinvol beleid geweest, Ginny. Het enige juiste beleid.
Ginny vindt het ook verstandig om bij elk kuchje een mondmasker op te zetten: dat ben ik met haar eens, maar alleen bij de pinda-verslindende rhesusaapjes van de wetenschap. En wel mondkapjes met noise cancelling. Zodat de aapjes heerlijk stil worden en we er een programma à la hints van kunnen maken, waarbij deelnemers moeten raden wat er vandaag weer uit hun bekjes komt rollen. Hebben wij ook eens wat te lachen. De woordenschat is waarschijnlijk vrij simpel: testen, lockdown, mondkapje en anderhalve meter afstand. Het zal nog een hels karwei zijn om ze iets anders aan te leren.
Als we nu niet stoppen met deze flauwekul, raken we deze drie raaskallende virofobe Zero-Brain-wetenschappers met hun Zero-Covidwanen nooit meer kwijt. Als we nu niet ingrijpen en deze mensen niet verbannen naar een eiland ergens voor de Afrikaanse kust, waar ze geen arme eilandbewoners kunnen vervelen met hun hoogdravende gekwaak, blijven ze ons bestoken met hun paranoïde virustunnelvisie. Dan blijven ze tegen de deur duwen om zo de maatschappij op slot te houden, hoe we ook ons best doen om die deur te openen. Als we het einde van de pandemie niet uitroepen, worden we echt nooit meer van hen verlost. Als we Van Zelst nu zijn computer niet afpakken of het beeldscherm op zijn vingers dichtslaan, blijft de terreur van de modelleurs voortduren. Het is de hoogste tijd dat we afscheid nemen van dit op de wetenschap parasiterende ongedierte.
Want als de ijdelheid de beroemdheid ontmoet, zijn deze twee daarna onafscheidelijk, vooral omdat de eerste haar metgezel niet los wenst te laten. Zelfs als die metgezel mensen gaat vervelen, irriteren en een intense haat bij hen oproept. De ijdelheid houdt de beroemdheid dicht bij zich, omdat haar bestaan ervan afhangt. En de ijdelheid van Baidjoe, Van Zelst en Mooy laat hun metgezel niet los. En die beroemdheid krijgen ze ook. En verdienen die ook. Helaas niet als de Grote Redders die de maatschappij beschermden tegen de Zwarte Dood, genaamd COVID-19, maar allereerst en bovenal als de armetierige pseudowetenschappelijke paniekzaaiers, onlosmakelijk verbonden met SARS-CoV-2, waarbij geen van de door hen gegeven adviezen en wijze raad tot enig nuttig effect heeft geleid. Maar die wel mede de oorzaak waren van de enorme sociaal-maatschappelijke en economische schade die de jacht op Zero Covid en het smachten naar als maar strengere lockdowns tot gevolg hadden. Het zijn de drie griezelige Gollums van de wetenschap, met alle drie hun eigen Ring of Power, die steeds zwaarder gaat wegen naarmate ze dichter bij het einde van de pandemie komen. Om hopelijk in een wetenschappelijke Mount Doom te eindigen, om er nooit meer uit te komen. Ik zal ze met plezier in de verzengende maatschappelijke lava zien verdwijnen, als uiteindelijk duidelijk wordt hoeveel kullekoek deze drie covidioten uitgekraamd hebben.
We betalen als maatschappij al jarenlang voor vele akkers vol met pindaplanten, en dus lopen de universiteiten vol met voor het overgrote deel kwetterende aapjes met een leerachterstand. En daarmee komen we terug bij de longworm van de wetenschap, die al heel lang niet behandeld wordt. ‘Wetenschappers’ als Baidjoe, Mooy en Van Zelst hoesten veel vies pseudowetenschappelijk slijm op en de wetenschappelijke onderbouwing van alles wat zij uitkramen is broodmager. Het wordt de hoogste tijd voor het tussen hekken bijeendrijven van deze academische kletskousen, om hun rug in te smeren met een uitermate effectief anti-zwets- en kletsmiddel.
De wetenschap, zoals bedreven door mensen die nog wél in staat zijn om origineel te denken en het wél belangrijk vinden om hun hypothesen eerst grondig te toetsen, alvorens deze op de maatschappij los te laten, is in de laatste tientallen jaren steeds meer geïnfesteerd geraakt met de meest uiteenlopende parasieten.[10] De zwermen dazen, muggen en strontvliegen onttrekken de wetenschap bijna aan het zicht, en vreten haar helemaal kaal. De vlooien en muggen belagen de resterende wetenschappers die het woord nog waardig zijn. Ze worden aan het beeld onttrokken door de opgeblazen ijdelheid van onder andere deze drie kletskundigen, en hun kritische stemmen worden overstemd door het diep uit de longen van de wetenschap klinkende gereutel, veroorzaakt door de longwormen Baidjoe, Mooy en Van Zelst. Deze drie zijn de uitkomst van de modellering van een intellectuele lockdown, en van Zero Nut.
Het komt doordat de academie geen luizenmoeders heeft die nauwkeurig de luizen uit de wetenschappelijke haren kammen. De wetenschap krijgt geen deken opgelegd tegen de steekvliegen en muggen, en heeft geen staart om ze weg te jagen. Er is geen natuurlijke cyclus van leven en dood van ideeën, zoals dat in de wetenschap gangbaar was en nog steeds zo zou moeten zijn.
De wetenschap krijgt geen wit goedje op haar rug gesmeerd tegen longwormen. Ze wordt niet behandeld met middelen tegen vlooien en teken. De wetenschap heeft geen eigen afdeling ongediertebestrijding. Terwijl dat wel zou moeten. En heel hard nodig is.
Omdat krabben niet helpt.
[1] John Gibson (2022) Government mandated lockdowns do not reduce Covid-19 deaths: implications for evaluating the stringent New Zealand response, New Zealand Economic Papers, 56:1, 17-28, DOI: 10.1080/00779954.2020.1844786
[2] Christof Kuhbandner, Stefan Homburg, Harald Walach, Stefan Hockertz, Was Germany’s Lockdown in Spring 2020 Necessary? How Bad Data Quality Can Turn a Simulation Into a Delusion that Shapes the Future. Futures;Volume 135, 2022, 102879. ISSN 0016-3287.
https://doi.org/10.1016/j.futures.2021.102879.
[3]Douglas W. Allen (2022) Covid-19 Lockdown Cost/Benefits: A Critical Assessment of the Literature, International Journal of the Economics of Business, 29:1, 1-32. DOI: 10.1080/13571516.2021.1976051
[4] A Literature Review and Meta-Analysis of the Effects of Lockdowns on COVID-19 Mortality II. SAE./No.210/May 2022. https://sites.krieger.jhu.edu/iae/files/2022/06/A-Systematic-Review-and-Meta-Analysis-of-the-Effects-of-Lockdowns-of-COVID-19-Mortality-II.pdf
[5]Kepp, Kasper P and Bjørnskov, Christian, Lockdown Effects on Sars-CoV-2 Transmission – The Evidence from Northern Jutland (December 29, 2020). Available at SSRN: https://ssrn.com/abstract=3756920 or http://dx.doi.org/10.2139/ssrn.3756920
[6] Predicting the Trajectory of Any COVID19 Epidemic From the Best Straight Line. Michael Levitt, Andrea Scaiewicz, Francesco Zonta. medRxiv 2020.06.26.20140814; doi: https://doi.org/10.1101/2020.06.26.20140814.
[7] Als het aan wetenschapper Van Zelst ligt wordt testen het nieuwe tandenpoetsen. Een Vandaag, 28 december 2021. https://eenvandaag.avrotros.nl/item/als-het-aan-datawetenschapper-van-zelst-ligt-wordt-testen-het-nieuwe-tandenpoetsen/
[8] ‘De thuistest staat straks naast je tandenborstel.’ Interview Marc Bonten; NRC, 15 december 2020.
[9] Het virus ‘laten uitrazen’ is een slecht idee. NRC Handelsblad, 14 januari 2022.
[10] Why it is a Mistake to Ask Academics For Advice on How to Manage the Pandemic. Dr. Sinéad Murphy; The Daily Sceptic, 31 August 2021. https://dailysceptic.org/archive/why-its-a-mistake-to-ask-academics-for-their-views-on-how-to-manage-the-pandemic/