Een overzicht.
In de discussie rondom de effectiviteit van vaccinatie mis ik regelmatig het overzicht hoe de verschillende deelonderwerpen van vaccins en vaccinatie in elkaar grijpen. Ik bedoel hiermee dat voor- en tegenstanders van vaccinatie vaak inzoomen op afzonderlijke elementen, maar geen poging doen deze in te passen in het grotere geheel. Het gaat dan om de balans tussen de effectiviteit van vaccinatie en hoe deze wordt gemeten enerzijds, en het aantal gerapporteerde bijwerkingen en de ernst daarvan anderzijds, en hoe beiden uiteindelijk tegen elkaar worden afgewogen. En die afweging is essentieel, omdat op die manier duidelijk gemaakt kan worden of de voordelen opwegen tegen de nadelen, en wellicht nog belangrijker, voor wie de voordelen groter zijn dan de nadelen.
Epidemiologische begrippen
Sensitiviteit: het percentage testuitslagen dat terecht positief is. Dat wil zeggen dat de geteste persoon de ziekte ook daadwerkelijk heeft.
Specificiteit: het percentage testuitslagen dat terecht negatief is. Dat wil zeggen dat de geteste persoon de ziekte niet heeft.
Fout-positieve uitslag: de testuitslag wijst op ziekte, maar de persoon heeft die ziekte niet.
Fout negatieve uitslag: de testuitslag wijst niet op ziekte, maar de persoon heeft de ziekte wel.
Prevalentie: het aantal mensen in een populatie met een bepaalde ziekte.
Relatieve risicoreductie en absolute risicoreductie:
Voorbeeld. Er zijn honderd mensen ziek. Als er niet behandeld wordt, gaan er 10 mensen dood, en als ze allemaal behandeld worden, gaan er nog maar 5 dood. De relatieve risicoreductie is 50%, want in plaats van 10 mensen gaan er nu nog maar 5 dood. De absolute risicoreductie is echter slechts 5%, want in plaats van 10% van de totale groep gaat er nu nog maar 5% procent dood.
Number needed tot treat (NNT): 1 gedeeld door de absolute risicoreductie, veroorzaakt door behandeling.
Number needed to harm (NNH): 1 gedeeld door de absolute risicotoename op een bijwerking, veroorzaakt door behandeling.
Wet van de Grote Getallen:
Het fenomeen dat bij een lage prevalentie van ziekte, zelfs bij een test met een hoge specificiteit, veel meer fout-positieve uitslagen zijn dan juist-positieve uitslagen.
De effectiviteit van vaccinatie
Wie studies beoordeelt die een uitspraak doen over het effect van vaccinatie, moet zich allereerst afvragen over welke uitkomstmaat de studie eigenlijk rapporteert. Gaat het om het effect op de sterfte aan de ziekte zelf, het effect op de totale sterfte, het effect op het aantal IC- of ziekenhuisopnames, het effect op symptomatische ziekte, of wellicht om het effect van vaccinatie op de transmissie van het virus? Het is essentieel om dit onderscheid te maken, omdat de betrouwbaarheid van het meten van de vaccineffectiviteit sterk varieert voor deze verschillende uitkomstmaten. Dat vraagt om nadere uitleg.
De gouden standaard bij het onderzoek naar de effectiviteit van vaccins is de gerandomiseerde dubbelblinde trial, waarin zowel onderzoekers als patiënten niet weten welke behandeling ze krijgen, de ene groep het medicijn – of vaccin – en de andere groep de placebo. Zowel voor het vaccin van Moderna als dat van Pfizer/BioNTech is een dergelijke trial gedaan, maar in beide onderzoeken werd de niet bijster relevante uitkomstmaat ‘symptomatische ziekte’ gekozen om het resultaat te laten zien, en waren de studies niet opgezet om het effect op het aantal ziekenhuis- of IC-opnames aan te tonen. Ook waren deze studies niet ontworpen om een afname van de ziekte-specifieke sterfte aan COVID-19, of een daling van de algemene sterfte (all-cause mortality) zichtbaar te maken. En zoals inmiddels bekend mag worden verondersteld, waren de studies al evenmin geschikt om een effect op de transmissie van SARS-CoV-2 aan te tonen. Al deze aspecten heb ik uitgebreid besproken in mijn besprekingen van de registratietrial van Pfizer/BioNTech[1] en de registratietrial van Moderna[2].
Het uitvoeren van nieuwe gerandomiseerde en dubbelblinde trials met de mRNA-vaccins is om verschillende redenen waarschijnlijk een gepasseerd station, hoewel de interpretatie van de oorspronkelijke onderzoeken nog steeds vragen oproept.[3] [4] Dit omdat deze vorm van onderzoek veel tijd en geld kost, en de farmaceutische industrie geen financieel voordeel heeft bij het herhalen ervan. Daarom wordt in recentere studies een andere onderzoeksopzet gebruikt om het effect van vaccinatie op verschillende eindpunten te onderzoeken, het zogenoemde ‘test-negative design’.[5] [6] [7] Deze onderzoeksopzet werd ontworpen om de effectiviteit van de influenzavaccins in de dagelijkse praktijk te onderzoeken, en is daarom veel breder toepasbaar. Om met behulp van deze methode betrouwbare en reproduceerbare data te kunnen verzamelen moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan.[8] [9] Het voert te ver om al deze voorwaarden hier te bespreken, maar de meest belangrijke voorwaarden zal ik wel benoemen. Om dit goed te kunnen begrijpen moet ik het basisprincipe van deze onderzoeksopzet uitleggen.
Ontleend aan referentie 7: het test-negative design.
Om de effectiviteit van een griepvaccin te evalueren wil men weten in hoeverre het vaccin in staat is om ernstige ziekte en overlijden aan influenza te voorkomen. Bij het test-negative design doet men dat door te registreren hoeveel mensen met een griepachtig ziektebeeld om medische zorg vragen. Het kan gaan om mensen die zich melden bij de huisarts of bij een ‘outpatient clinic’, maar het kan ook gaan om mensen die in het ziekenhuis opgenomen moeten worden wegens hun klachten. Nadat mensen zich gemeld hebben bij een arts of gezondheidsinstelling, wordt een diagnostische test gedaan om vast te stellen of iemand een infectie met influenza heeft of niet. De groep mensen die positief test op influenza vormt de onderzoeksgroep, de groep mensen die negatief test vormt de controlegroep. Vervolgens wordt de verhouding tussen gevaccineerden en ongevaccineerden in de groep mensen die positief test op influenza, afgezet tegen de verhouding tussen gevaccineerden en ongevaccineerden in de groep mensen die negatief test. Dit in de veronderstelling dat vaccinatie tegen influenza geen effect heeft op de kans dat mensen griepachtige klachten ontwikkelen ten gevolge van andere (virale) infecties.
Bovenstaande tabel laat de berekening van de vaccineffectiviteit volgens het test-negative design zien, waarbij de controlegroep bestaat uit mensen die negatief testen op influenza. In werkelijkheid kan de controlegroep echter uitgesplitst worden in twee categorieën: een groep die negatief test op influenza maar ook op elk ander virus dat een griepachtig ziektebeeld kan veroorzaken, én een groep die negatief test op influenza, maar positief test op een ander ziekteverwekker die hun klachten kan verklaren. Daarmee wordt duidelijk dat er twee mogelijke controlegroepen zijn. Onderstaande tabel laat hiervan een voorbeeld zien.
Deze tabel maakt duidelijk dat de effectiviteit van het vaccin afhankelijk is van de controlegroep die men neemt. Dat is geen theoretische exercitie. Het is namelijk mogelijk dat vaccinatie tegen één bepaald virus of bacterie ook bescherming geeft tegen andere ziekteverwekkers. Dit is bijvoorbeeld het geval bij vaccinatie tegen tuberculose met de Bacille Calmette-Guérin (BCG).[10] Deze vaccinatie heeft een matig beschermend effect tegen tuberculose, maar vermindert ook de sterfte aan andere infectieziekten en vermindert zelfs de kans op sommige andere aandoeningen. Maar het is ook mogelijk dat vaccinatie tegen een ziekteverwekker ervoor zorgt dat mensen gevoeliger worden voor andere infectieziekten. Beide mogelijkheden zijn het gevolg van de ‘niet-specifieke effecten’ van vaccinatie, waarbij de effecten verschillen voor levend-verzwakte en niet-levende vaccins, en bovendien kunnen die effecten voor jongens en meisjes ook nog eens verschillend uitpakken.[11] [12] [13] De aanname dat vaccinatie tegen influenza geen invloed heeft op griepachtige klachten die door andere ziekteverwekkers worden veroorzaakt, lijkt op het eerste gezicht dan ook vanzelfsprekend, maar het voorbeeld van het BCG-vaccin laat duidelijk zien dat dat niet zo is. Ik kom later nog op deze niet-specifieke effecten van vaccinatie tegen COVID-19 terug bij de bespreking van de oversterfte.
Ontleend aan referentie 11: de ‘niet-specifieke effecten’ van vaccinatie.
De belangrijkste voorwaarde waaraan het test-negative design moet voldoen is dat de kans om in aanraking te komen met de bewuste ziekteverwekker voor de gevaccineerde en ongevaccineerde personen gelijk is.[14] Als bijvoorbeeld de keus om zich te laten vaccineren gecorreleerd is met het nemen van maatregelen om de ziekteverwekker te vermijden, leidt dit tot een overschatting van het effect van een vaccinatie. In extremis gesteld, als bijvoorbeeld angst voor de ziekte ertoe leidt dat iemand zich laat vaccineren, maar er daarnaast ook voor zorgt dat deze persoon zich opsluit in huis en elk contact met andere mensen mijdt, is het wellicht niet de vaccinatie die de ziekte voorkomt, maar het gedrag van die persoon. Omgekeerd kan vaccinatie ertoe leiden dat iemand zich veilig voelt en zich begeeft in situaties waar de kans om de infectie op te lopen hoog is. Dan is de kans voor die persoon om besmet te worden hoger dan voor een ongevaccineerde die zich isoleert om zo besmetting te voorkomen. In dat geval wordt het effect van vaccinatie onderschat. Onderzoek naar het effect van lockdowns leert dat mensen een grote mate van verandering in het gedrag laten zien op het moment dat zij kennisnemen van de dreiging van een nieuwe infectieziekte, en als dit gedrag verschilt tussen gevaccineerden en ongevaccineerden, wordt de schatting van de vaccineffectiviteit hierdoor beïnvloed.[15]
Nu laat ik de verschillende uitkomstmaten passeren die genoemd worden bij de resultaten van de verschillende studies naar de effectiviteit van vaccinatie tegen SARS-CoV-2. Als het test-negative design wordt gebruikt om het effect op ziekenhuis- en IC-opname te bestuderen, is het essentieel dat het ziektebeeld past bij COVID-19 en dit ziektebeeld qua klachten en symptomen overeenkomt met de mensen die negatief testen op SARS-CoV-2. Nu zal de indicatie voor opname op de IC vaak de noodzaak tot beademing zijn, waarmee zowel de onderzoeksgroep (met COVID-19) als de controlegroep redelijk makkelijk te definiëren zijn. Maar ook voor ziekenhuisopname geldt dat de opnamereden een ziektebeeld moet zijn dat goed past bij COVID-19 en goed overeenkomt met het ziektebeeld van mensen die negatief testen. Zodra men mensen met een positieve testuitslag op SARS-CoV-2 includeert met een ziektebeeld dat niet past bij COVID-19 is het onderzoek niet-valide. Een complicerende factor is dat men, zeker in het geval van een IC-opname en vaak ook bij een ziekenhuisopname, de testuitslag al weet voordat de opname volgt. Dat is een potentiële bron van vertekening, omdat het de beschrijving van het ziektebeeld kan beïnvloeden. En verreweg de meeste onderzoeken naar de vaccineffectiviteit worden uitgevoerd door databases retrospectief te bevragen, waarbij de beschrijving van het ziektebeeld een van de selectiecriteria is. Toch laat ik deze potentiële vorm van vertekening nu voor wat het is.
Verder is het zo dat bij het bestuderen van het effect van vaccinatie op de sterfte aan COVID-19, duidelijk moet zijn dat de overledene daadwerkelijk stierf ten gevolge van COVID-19. En het betrouwbaar vaststellen van COVID-19 als doodsoorzaak is geen eenvoudige zaak. Dit heb ik uitgebreid besproken in mijn blog ‘Onkruid in de Wetenschapstuin’.[16] Een positieve testuitslag op SARS-CoV-2 kan wijzen op de oorzaak van het overlijden, het kan wijzen op een bijdragende factor aan het overlijden, maar het kan ook een irrelevante bijkomstigheid zijn. Verreweg het grootste deel van de overledenen die als coviddode werden uitgeboekt, hadden andere onderliggende aandoeningen, waarbij het nauwelijks betrouwbaar vast te stellen is óf, en in welke mate deze onderliggende aandoeningen een rol hebben gespeeld bij het overlijden.[17] Het is goed om nog eens stil te staan bij het feit dat ook mensen die in het hospice overleden, werden uitgeboekt als coviddode. En dat terwijl een levensverwachting van maximaal drie maanden het criterium is om gebruik te mogen maken van het hospice. Meer cynisch gesteld: SARS-CoV-2 mocht wel haast maken in het hospice, anders was een andere doodsoorzaak sneller ter plaatse.
Maar over het algemeen kan men stellen dat als aan de voorwaarde wordt voldaan dat het ziektebeeld past bij COVID-19 – feitelijk een griepachtig ziektebeeld – en men verdeelt deze mensen vervolgens in een groep die positief test en een groep die negatief test, deze testopzet een redelijke schatting kan geven op de uitkomstmaten ziekenhuis- of IC-opname en sterfte aan COVID-19. Maar dan alleen, en enkel en alleen op de uitkomst maten ziekenhuis- of IC-opname en sterfte dóór COVID-19. Het is heel belangrijk om te benadrukken dat deze studies niets kunnen zeggen over het effect van vaccinatie op de algemene sterfte. Onderzoek volgens het test-negative design is per definitie niet in staat om overlijden ten gevolge van de vaccinatie zelf aan het licht te brengen, daarvoor is een andere onderzoeksopzet nodig. Want om deel te nemen aan onderzoek met een test-negative design, moet men in staat zijn medische hulp te zoeken. En overlijden alvorens men griepachtige klachten ontwikkelt bemoeilijkt het ‘health-care seeking behavior’ in een niet te onderschatten mate.
Het onderzoek naar het effect van vaccinatie op transmissie met behulp van het test-negative design verdient een aparte bespreking, omdat hier een aantal factoren spelen die bij de andere uitkomstmaten niet of veel minder bepalend zijn. Tot nu toe heb ik geen woord vuil gemaakt aan het gebruikte diagnosticum. Maar of het nu gaat om de antigeensneltest of de rtPCR, beide testen zullen in een klinische setting van een ziekenhuis of huisartsenpraktijk beter presteren dan in de algemene bevolking, omdat het om mensen met griepachtige klachten gaat en niet om asymptomatische mensen. Met ‘beter presteren’ doel ik op de kenmerken van de test, de sensitiviteit en specificiteit. Waaraan in vele studies naar het effect van vaccinatie op transmissie gemakshalve voorbijgaan wordt, is dat deze testen in de algemene, en voor het overgrote deel asymptomatische, populatie naar alle waarschijnlijkheid veel slechter zullen presteren dan in een geselecteerde groep mensen met griepachtige klachten. En het is bijna hallucinatoir als men zich realiseert dat we feitelijk niet eens weten hoe goed of slecht deze testen presteren als screeningsinstrument op SARS-CoV-2 in de algemene bevolking.[18] Ook dit heb ik uitgebreid besproken in meerdere van mijn blogs, maar het meest uitgebreid in de blog, genaamd ‘De Hogepriesters van het OMT’.[19]
Een ander punt is dat, zelfs al zouden de rtPCR en antigeensneltest in een asymptomatische populatie hetzelfde presteren als in een klinische setting, bij een afnemende prevalentie (het aantal besmettingen), het aantal fout-positieve uitslagen steeds groter wordt, en het aantal terecht-positieve testuitslagen zelfs ruim kan overstijgen. Ook dit besprak ik al in een van mijn eerste blogs, genaamd ‘De Wet van de Grote Getallen’. En het hoeft geen betoog dat de prevalentie van besmettingen met SARS-CoV-2 in een asymptomatische bevolking (heel) veel lager zal zijn dan in een groep mensen met een griepachtig ziektebeeld. Deze twee argumenten zijn alleen al voldoende om dergelijke studies naar het effect van vaccinatie op transmissie met een hele grote zak zout te nemen. In het addendum laat ik met enkele rekenvoorbeelden zien dat de schattingen van de bescherming tegen besmetting volstrekt onbetrouwbaar zijn. Mochten er desondanks nog mensen zijn die toch nog enige waarde hechten aan dergelijke studies,[20] [21] is het goed dat zij zich realiseren dat de groep mensen die de infectie zou hebben doorgemaakt, werd gedefinieerd aan de hand van een eerdere positieve testuitslag op de PCR, en niet aan de hand van de seroprevalentie, waarmee het totale aantal mensen dat de infectie door heeft gemaakt fors wordt onderschat.[22] En dan ten overvloede, de rtPCR is helemaal niet geschikt om een recente infectie aan te tonen, en kan weken na de doorgemaakte infectie nog positieve uitslagen genereren.
Overigens heeft men deze vorm van pseudowetenschap ook niet nodig om te weten dat vaccinatie allesbehalve beschermt tegen transmissie. Bij de huidige vaccinatiegraad zou het virus niet meer mogen circuleren in bevolkingsgroepen met een vaccinatiegraad van ver boven de 90 procent. En het is niet alleen duidelijk dat het virus nog steeds circuleert in deze bevolkingsgroepen, maar veel belangrijker, ook nog steeds leidt tot symptomatische ziekte, ziekenhuis- en IC-opname en ook overlijden aan COVID-19.13
Men kan niet anders concluderen dat in dit opzicht, waar het gaat om het beperken van de transmissie van SARS-CoV-2, de massale vaccinatiecampagne een flagrante mislukking is. Een mislukking die een ieder met enige basale kennis van de immunologie aan zag komen.[23] Om de transmissie van een virus te beperken moet een adequate immunologische respons op de slijmvliezen opgewekt worden.[24] En uitgerekend die vorm van immuniteit werd bij de ontwikkeling van de vaccins van Pfizer/BioNTech en Moderna volledig veronachtzaamd.
Bijwerkingen mRNA-vaccins
Sinds de start van de wereldwijde vaccinatie controleer ik op gezette tijden wat er over de bijwerkingen van de mRNA-vaccins van Pfizer/BioNTech en Moderna wordt gepubliceerd. Er zijn inmiddels vele casuïstische mededelingen en patiëntenseries gepubliceerd waarbij de relatie tussen de vaccinatie en het optreden van de bijwerking aannemelijk is. De meest bekende bijwerking is natuurlijk de ontsteking van de hartspier en het hartzakje. Daar kom ik later nog op terug. In ieder geval is duidelijk dat bijwerkingen in vrijwel elk orgaansysteem op kunnen treden, zeer ernstig kunnen zijn en ook dodelijk kunnen aflopen,[25] hoewel voor vele publicaties geldt dat het onderscheid tussen ‘na’ vaccinatie en ‘door’ vaccinatie niet hard gemaakt kan worden. Bovendien is het ‘na’ vaccinatie argument alleen al op basis van het enorme aantal vaccinaties dat toegediend is op voorhand de meest waarschijnlijke verklaring voor het optreden van veel voorkomende aandoeningen. Maar desondanks zijn er voldoende aanwijzingen dat de mRNA-vaccins ernstige bijwerkingen kunnen hebben en ook tot de dood kunnen leiden, vooral bij mensen met onderliggende aandoeningen.[26] [27] [28] Verder wordt ook duidelijk dat de vaccins opvlammingen van auto-immuunziekten kunnen geven en deze aandoeningen kunnen veroorzaken.[29] De cruciale vraag is echter hoe vaak dit gebeurt en of de verschillende gemelde bijwerkingen echt zo zeldzaam zijn als in vele publicaties wordt gesteld.
Om een beter inzicht te geven in hoe voor- en nadelen van een behandeling of ingreep in de medische wetenschap tegen elkaar worden afgewogen, wil ik hier twee begrippen bespreken die daarbij een belangrijke rol spelen: het ‘number needed to treat’ (NNT), en het ‘number needed to harm’ (NNH). Overigens kan het NNT ook gebruikt worden bij het bepalen van het effect van vaccinatie, waarbij het dan het ‘number needed to vaccinate’ (NNV) genoemd wordt. Dat heb ik gedaan in mijn blog ‘De doorgedraaide vaccinatiestaat’, waarin ik liet zien dat de NNV zelfs in het aller-gunstigste geval voor kinderen in de tienduizenden loopt.[30] Het NNV is het aantal mensen dat men moet vaccineren om bijvoorbeeld één ziekenhuisopname of overlijden te voorkómen. Een van de aannames in de bewuste blog was overigens dat er nog bijna geen mensen waren die de infectie al doorgemaakt hadden: nu vrijwel iedereen in aanraking geweest is met SARS-CoV-2, is het NNV hoogstwaarschijnlijk heel veel hoger. De absolute risicoreductie door vaccinatie is dus nog kleiner dan ie al was, omdat op dit moment de infectie voor een nog veel groter deel van de bevolking dan bij het begin van de pandemie, niet meer inhoudt dan wat milde verkoudheidsklachten, of zelfs helemaal geen klachten. Dit omdat als iemand de infectie doorgemaakt heeft, hij of zij uitstekend beschermd is tegen ernstige ziekte en overlijden.[31] Bovendien blijkt dat van de mensen die een ernstig COVID-19 doormaakten en hiervoor opgenomen moesten worden, maar uiteindelijk goed herstelden, bij een hernieuwde infectie slechts een zeer klein deel opnieuw ernstig ziek wordt. In een studie uit Qatar was de kans om opnieuw ernstig ziek te worden bij een re-infectie 10 keer kleiner dan bij een primaire infectie.[32] Het is dan ook nog maar de vraag of er bij deze mensen nog wel iets te winnen valt met een boostervaccinatie. Als voor het overgrote deel van de bevolking de immuniteit tegen een ziekteverwekker uitstekend is, heeft het geen enkele zin om deze massaal te vaccineren.
Ontleend aan referentie 31: de kans op hernieuwde ernstige of kritieke ziekte, nadat iemand al een ernstig of kritieke COVID-19 doormaakte.
Om te illustreren hoe de bepaling van de NNT en de NNH in zijn werk gaat: stel nu dat ik 1000 mensen vaccineer tegen COVID-19, hoe wordt dan het NNT en het NNH berekend? We gaan er in dit voorbeeld vanuit dat vaccinatie voor 80% (relatieve risicovermindering) effectief is, en dat er maar één uitkomstmaat is: overlijden aan COVID-19. Verder ga ik ervan uit dat als deze mensen niet gevaccineerd worden, 2% van hen overlijdt. Dat zouden er dan 20 zijn. Als vaccinatie de kans om te overlijden met 80% verlaagt, overlijden er niet 20 mensen, maar slechts 4. De absolute kans om te overlijden aan COVID-19 zou in dit voorbeeld dalen van 2% naar 0,4% gaan. Daarmee is de absolute risicovermindering 1,6% (2 – 0,4%). Wat is nu het number needed tot treat? Dat is 1 gedeeld door de absolute risicovermindering, dus; 1/ 0,016 = 62,5 mensen. In dit specifieke voorbeeld moet men dus 62,5 (afgerond 63) mensen vaccineren, om één sterfgeval aan COVID-19 te voorkomen. Met andere woorden, bijna 63 mensen doen mee aan de loterij, om er één het leven te sparen. Wie van deze 63 mensen dat is, weten we niet, en die persoon weet dat zelf ook niet, want hij leeft – net als de andere 62 – in de illusie dat zijn leven gered is door het vaccin. Vanzelfsprekend is dit slechts een fictief rekenvoorbeeld, en geen weergave van het reële risico om te overlijden aan COVID-19.
Maar in de geneeskunde is er altijd een keerzijde: het ‘number needed to harm’. Stel nu dat vaccinatie maar één bijwerking heeft, en wel overlijden. Stel nu dat per duizend vaccinaties er 4 mensen overlijden door de vaccinatie zelf. Dan is de kans om te overlijden door de vaccinatie 1/250, ofwel 0,4%. Met andere woorden, de kostprijs van de vaccinatie is 1 dode per 250 gevaccineerden. Deze persoon dacht gered te worden door vaccinatie, maar won niet de hoofdprijs en zelfs de troostprijs ging aan hem voorbij. Deze persoon ‘won’ de poedelprijs: een permanente rustplaats in een klein één-venster-appartement.
Nu is de rekensom niet moeilijk. Het number needed tot treat is lager dan het number needed to harm, dus voor de groep als geheel is vaccinatie gunstig. Per saldo wordt het leven van 16 van de 1000 mensen gespaard door vaccinatie en de kostprijs van vaccinatie is 4 mensen: netto blijven er dan 12 mensen over wiens leven gered wordt door de vaccinatie. Dat 1 op de 250 mensen de vaccinatie met de dood moet bekopen is bij de prijs inbegrepen: dat is de prijs van het lot in de vaccinatieloterij. In de geneeskunde is het zo dat, vanzelfsprekend afhankelijk van de ernst van de bijwerking, het NNT zo laag mogelijk willen houden, en het NNH zo hoog mogelijk. Voor een milde bijwerking zoals hoofdpijn of een dag niet lekker zijn is een lagere NNH acceptabel, maar voor levensbedreigende bijwerkingen en overlijden geldt dat zeker niet. Maar vaak weten we niet goed wat de NNT en de NNH zijn, zeker niet voor de specifieke persoon die in de spreekkamer voor ons zit, en hopen we er maar het beste van. En dus betalen de mensen die een ernstige bijwerking ontwikkelen de prijs van de vaccinatie voor diegenen die erdoor gered worden, waarbij we hopen dat er door vaccinatie meer mensenlevens gered worden, dan dat er aan mensenlevens verloren gaat.
De werkelijkheid is natuurlijk vele malen complexer dan in bovenstaand voorbeeld. Men kan niet simpelweg gespaarde levens afzetten tegen verloren gegane levens. De gemiddelde levensverwachting van een 80-jarige wiens leven gered wordt door vaccinatie, is vele malen korter dan het aantal verloren gegane levensjaren van een 18-jarige die overlijdt als gevolg van de vaccinatie. Het NNT en NNH zijn dan ook alleen bruikbaar in een groep mensen die qua leeftijd en andere kenmerken sterk op elkaar lijken. Maar deze termen geven wél een inzicht over hoe in de geneeskunde gedacht wordt in termen van voor- en nadelen van een behandeling. You win some, you lose some. En waar in de praktijk er schattingen zijn over wat het NNV is voor vaccinatie tegen COVID-19, met alle bekende valkuilen, is er nauwelijks iets bekend over het NNH. Want hoewel de potentiële voordelen van vaccinatie voor velen intuïtief duidelijk lijken, worden de potentiële risico’s toegedekt door de dichte ochtendnevel van de toekomst. Want we weten nog helemaal niet wat de definitieve prijs is van het lot in de vaccinatieloterij. Die prijs wordt in de toekomst bepaalt.
Maar juist nu het aannemelijk wordt dat het NNV naar alle waarschijnlijkheid alleen maar gestegen is, omdat de mate van immuniteit in de bevolking fors toegenomen, en het nut van vaccinatie daarom sterk afgenomen is, is het belangrijk om een zo goed mogelijk beeld te schetsen van wat de voor- en wat de nadelen zijn van vaccinatie. Daarom analyseerden Fraiman et al. de ruwe data van de registratietrials van Pfizer en Moderna om die inschatting te kunnen maken.[33] Uit de data van beide trials werden nauwkeurig de gegevens over ernstige bijwerkingen geëxtraheerd en werd de kans op het optreden van een ernstige bijwerking afgezet tegen de verlaging van de kans op ziekenhuisopname door COVID-19. Omdat nu veel meer bekend is over de mogelijke bijwerkingen van de mRNA-vaccins kon men in deze analyse een veel betere schatting geven of een bijwerking inderdaad het gevolg was van de vaccinatie. Een ernstige bijwerking werd gedefinieerd als: overlijden, een levensbedreigende gebeurtenis, een gebeurtenis leidend tot ziekenhuisopname of verlenging van ziekenhuisopname, een gebeurtenis leidend tot blijvende en/of ernstige invaliditeit, geboorteafwijkingen of een ander ernstig medisch voorval, dit ter beoordeling van de verantwoordelijke arts.
In de gecombineerde analyse van de data van Pfizer en Moderna komt Fraiman uit op een verhoging van het relatieve risico op een ernstige bijwerking van 43%, waarbij het absolute aantal ernstige bijwerkingen ten gevolge van vaccinatie met een mRNA-vaccin uitkomt op 12,5 per 10.000 gevaccineerden. Afgezet tegen de verlaging van de kans op ziekenhuisopname, overtreft de kans op ernstige bijwerkingen deze kans zowel voor vaccinatie met Moderna (15,1 ernstige bijwerkingen per 10.000 gevaccineerden, tegenover een vermindering van het aantal ziekenhuisopnames van 6,4 per 10.000), als ook voor vaccinatie met Pfizer (10,1 ernstige bijwerkingen per 10.000 gevaccineerden, tegenover een vermindering van het aantal ziekenhuisopnames met 2,3 per 10.000).
Belangrijk is om te beseffen dat deze gegevens afkomstig zijn uit een periode waarin het overgrote deel van de populatie nog niet in aanraking was geweest met SARS-CoV-2. Het is zeer aannemelijk dat de verlaging van het risico op ziekenhuisopname door vaccinatie nu veel minder groot is, omdat een groot deel van de bevolking de infectie al heeft doorgemaakt. Want zoals al gezegd, de kans dat iemand opnieuw ernstig ziek wordt bij een re-infectie, nadat men al een ernstig verlopende COVID-19 heeft doorgemaakt, is zeer klein. Bovendien is het niet uitgesloten dat het risico op ernstige bijwerkingen toeneemt met het aantal vaccinaties. Ook daar kom ik later nog op terug.
Deze uitkomsten liggen in lijn met de analyse van Benn et al. die ook een hernieuwde analyse uitvoerden van de oorspronkelijke data afkomstig uit de registratietrials van Moderna en Pfizer (en ook van de vectorvaccins van Janssen & Janssen en AstraZeneca), maar nu met het doel om te bepalen of vaccinatie met de mRNA-vaccins leidde tot een daling van de algemene sterfte (all-cause mortality).[34] Dat bleek niet het geval te zijn. In totaal 37.110 mensen werden gevaccineerd met een mRNA-vaccin van Pfizer/BioNTech of Moderna, tegen 37.083 mensen die een placebo kregen. In de gevaccineerde groep stierven 31 mensen, in de placebogroep 30 mensen. Laat het even goed tot u doordringen: in een wetenschappelijk onderzoek naar een potentieel levensreddende behandeling, namelijk vaccinatie, wordt in een vergelijkend onderzoek met bijna 75.000 mensen geen verschil in sterfte gevonden. Onmiddellijk was er felle kritiek op dit onderzoek: de deelnemers waren relatief gezond en de duur van de trials was kort; maar die argumenten vormden voor de critici van deze meta-analyse geen enkele belemmering voor het afgeven van de voorlopige goedkeuring. En het wordt nog erger als blijkt dat uit dezelfde analyse van alle beschikbare data over de vectorvaccins van AstraZeneca en Johnson & Johnson in de gevaccineerde groep wél een duidelijke daling van de totale sterfte te zien is.
Ontleend aan referentie 31: het effect van vaccinatie op de algemene sterfte in de registratietrials van de verschillende vaccins tegen COVID-19
Als vaccinatie met de mRNA-vaccins van Pfizer en Moderna inderdaad de sterfte aan COVID-19 verlagen, maar de totale sterfte niet, zoals Benn et al. bij de analyse van de gegevens van Pfizer en Moderna laten zien, is de ontbrekende factor de sterfte door andere oorzaken dan COVID-19. En daarmee komt de oversterfte om de hoek kijken, zoals die in verschillende landen wordt gezien, hoewel het concept oversterfte erg complex is, en de resultaten sterk afhankelijk zijn van de methoden waarmee men de verwachte sterfte berekend.[35] Maar desondanks is het goed om de beschikbare studies over dit onderwerp op een rij te zetten, omdat ze het probleem vanuit een verschillend perspectief benaderen.
Martin Neil en Norman Fenton waren de eersten die lieten zien dat er een piek is in sterfte aan non-covid-oorzaken in de eerste weken na vaccinatie, die voor de 2e prik hoger was als voor de 1e.[36] In een Bayesiaanse analyse waarin de aanname werd gedaan dat het relatieve risico op overlijden in de eerste drie weken na vaccinatie met 10% toeneemt, vonden Ronald Meester, Theo Schetters en Wouter Aukema dat hun model de waargenomen oversterfte in Nederland veel beter verklaarde dan het model van het CBS.[37]
En dan is er de uitgebreide analyse van Christian Kuhbandner van de oversterfte in Duitsland, die laat zien dat er in het pandemiejaar 2020 nauwelijks oversterfte was, maar verrassend genoeg een forse stijging van de oversterfte toont in 2021 in vrijwel alle leeftijdsgroepen, behalve in de leeftijdsgroepen 0 t/m 14 en de 80-plussers. Die oversterfte neemt een aanvang in april 2021.[38] En ja, in die maand ging de massale vaccinatiecampagne tegen COVID-19 in Duitsland van start. De piek in de oversterfte kwam voor de leeftijdsgroep van 0 t/m 29 jaar enkele maanden later, in juni 2021: en ja, dat was ook het moment dat in deze leeftijdsgroep de meeste vaccinaties gegeven werden. Zoals ook de auteurs stellen, zou men van een potentieel levensreddende behandeling als vaccinatie, ter voorkoming van een infectieziekte die nieuw is voor de bevolking, op zijn minst een daling van de oversterfte verwachten, maar vanzelfsprekend nog liever een vermindering van de totale sterfte. Deze studie maakt echter duidelijk dat de vaccinatiecampagne tegen COVID-19 in Duitsland die verwachting niet heeft waargemaakt. En of men nu wil of niet, deze zeer gedetailleerde studie laat eerder het tegenovergestelde zien.
En laat u niet te gemakkelijk in de luren leggen door de resultaten van studies die wel een gunstig effect van vaccinatie op de algemene sterfte zouden laten zien. Ik geef een voorbeeld; een retrospectieve studie uit Hongarije waarin het effect van vaccinatie op de algemene sterfte wordt onderzocht.[39] De resultaten lijken indrukwekkend, maar ‘de devil is in the details’: alle mensen die niet als volledig gevaccineerd werden beschouwd, werden niet meegenomen in de rapportage. In dit geval werd onder volledige vaccinatie de basisserie én de booster verstaan. En ook alle mensen die overleden voor de 7e dag nadat men als volledig gevaccineerd werd beschouwd, vielen buiten de studie. Dat leidt tot wat men de ‘survivor bias’ noemt: de resultaten zijn fraai, omdat alle mensen die ten gevolge van de behandeling overleden niet mee worden genomen in de resultaten. Het is analoog aan de situatie waarbij men pas kijkt na het effect van een behandeling nadat deze is afgerond. Als een behandeling ertoe leidt dat de helft van de mensen het einde van de behandeling niet haalt, is het gemakkelijk een positief resultaat te laten zien als men deze buiten beschouwing laat, en alleen die mensen meeneemt die het einde wel haalden.
Ontleend aan referentie 35: Oversterfte in Duitsland in 2020 en 2021.
Alle drie artikelen over de oversterfte, die tot nu toe alleen als pre-print verschenen, laten op verschillende manieren hetzelfde fenomeen zien: een stijging van de sterfte die sterk correleert met de vaccinaties. Het gaat om sterfte die al optreedt nog voordat de immuunrespons compleet is, en zou het gevolg kunnen zijn van het vetbolletje waarin het mRNA verpakt wordt, het LNP-deeltje.[40] [41] Dat deze studies nog niet ‘peer-reviewed’ zijn, mag geen reden zijn om dit signaal niet serieus te nemen. Bovendien heeft de peer-review een aantal ernstige tekortkomingen, en is de waarde ervan twijfelachtig.[42]
Ontleend aan referentie 35: Oversterfte in Duitsland. Relatie tussen de oversterfte, de 1e vaccinatieronde, de 2e vaccinatieronde en de 1e en de 2e booster.
De oversterfte blijft, zoals ik hierboven al uitlegde, buiten beschouwing bij het meten van de vaccineffectiviteit volgens het test-negative design. Is het mogelijk dat een toename van de sterfte kort na de vaccinatie het gunstige effect op de sterfte aan COVID-19 volledig te niet doet? Het heeft er de schijn van. En als dat zo is, voor welke leeftijds- en risicogroepen is vaccineren dan nog wel zinvol? En wordt het niet de hoogste tijd, in het licht van deze data, om het vaccineren van kinderen en jongeren onmiddellijk te staken, aangezien zij een zeer, zeer laag risico hebben om ernstig ziek te worden door, en te overlijden aan COVID-19? Ook omdat we, als we het over oversterfte hebben, het hier nog steeds hebben over risico’s op de korte termijn, en we nog vrijwel niets weten over de risico’s op de langere termijn? En dat bij kinderen en jongeren met een levensverwachting van minstens enkele tientallen levensjaren. Ter illustratie: in het eerste jaar van de pandemie overleden in Groot-Brittannië 25 kinderen in de leeftijdsgroep tot 18 jaar aan COVID-19, waarvan 15 kinderen al een sterk beperkte levensverwachting hadden, en waarvan in totaal 19 kinderen bekend waren met een onderliggende aandoening.[43] Elk gezond kind dat overlijdt is er een teveel, maar in totaal overleden dus 6 volledig gezonde kinderen aan COVID-19, op een totaal van 12.023.568 kinderen in die leeftijdsgroep. Bij dergelijke getallen moet een vaccin wel een uitzonderlijk goed veiligheidsprofiel hebben, willen de voordelen opwegen tegen de nadelen.
Ontleend aan referentie 40: mortaliteit kinderen in de leeftijdsgroep tot 17 jaar in Groot-Brittannië in het 1e jaar van de pandemie.
Myocarditis
Het is ruim acht maanden geleden dat ik mijn laatste blog schreef over myocarditis en pericarditis als bijwerking van vaccinatie met de mRNA-vaccins van Moderna en Pfizer.[44] Sindsdien zijn er meerdere nieuwe studies verschenen waarin nieuwe schattingen worden gegeven van hoe vaak dit voorkomt, en hoe zich dat verhoudt met de kans op een myocarditis/pericarditis na het doormaken van COVID-19 zelf. Ik betoogde destijds onder andere dat de kans op een myocarditis/pericarditis als gevolg van COVID-19 in een aantal van deze studies veel te hoog werd ingeschat, omdat voor het vaststellen van een infectie een positieve testuitslag op de PCR als maat werd genomen, iets waarvan makkelijk aangetoond kan worden dat hiermee het totale aantal mensen dat de infectie doorgemaakt heeft fors onderschat wordt, en daarmee het percentage mensen met een myocarditis ten gevolge van COVID-19 fors overschat wordt.[45] [46] Bovendien was de opzet van die studies zo dat een myocarditis/pericarditis die optrad na een positieve testuitslag op SARS-CoV-2 automatisch toegeschreven werd aan COVID-19, zonder dat andere mogelijke verwekkers zo goed mogelijk uitgesloten werden. Zelfs serologisch onderzoek op mogelijke andere virale verwekkers wordt in deze onderzoeken niet vermeld. Dat is ruim onvoldoende om COVID-19 aan te wijzen als oorzaak van een myocarditis.[47] Ook dit zou tot een overschatting van het aantal gevallen leiden, aangezien bij een onbekend deel de positieve testuitslag op SARS-CoV-2 niet meer dan een toevalsbevinding zal zijn geweest.
Recent verscheen een studie die deze gedachtegang ondersteunt, en waarvan de resultaten een veel minder grote kans op vertekening geven. In een studie uitgevoerd in Italië werd het totaal aantal gevallen van een myocarditis/ pericarditis in de pre-pandemische periode, van 1 juni 2018 t/m 31 mei 2019, vergeleken met de periode 1 juni 2020 t/m 31 mei 2021, de periode van de eerste golf van COVID-19 in deze regio.[48] De tussenliggende periode werd buiten beschouwing gelaten, voor het eerste deel van het tijdvak omdat men er niet zeker van kon zijn dat SARS-CoV-2 niet al voor december 2019 in Italië circuleerde, en voor het laatste deel van deze periode omdat er op dat moment een lockdown in deze regio van kracht was. Er bleek geen verschil te zijn in de incidentie van myocarditis/ pericarditis tussen beide perioden. De incidentie van beide aandoeningen samen was in de pre-pandemische periode 12,1 per 100.000 inwoners, tegenover 10,3 in de covidperiode. Voor de diagnose myocarditis was de incidentie tijdens de pre-pandemische periode zelfs iets hoger dan in de covidperiode: 8,1 per 100.000 versus 5,9 per 100.000. Deze reductie was het meest uitgesproken in de leeftijdsgroep onder de 34 jaar, hetgeen de auteurs verklaren door een vermindering van sociale contacten en daardoor een verminderde overdracht van virussen die klassiek een myocarditis veroorzaken. Hoe dan ook, de studie laat zien dat de impact van SARS-CoV-2 als oorzaak van een myocarditis/ pericarditis alleszins meevalt.
Overigens is het waarschijnlijk dat in een deel van de gevallen die uitgeboekt worden als een myocarditis als gevolg van COVID-19, dit niet de primaire oorzaak is. In de meeste gevallen is er waarschijnlijk sprake van schade aan het hart die ontstaat door bijvoorbeeld een ‘cytokinestorm’, als het ware een vloedgolf van signaalstofjes die leidt tot een hevige systemische ontstekingsreactie. Maar hartschade kan ook door andere mechanismen in het kader van een ernstig verlopende COVID-19 veroorzaakt worden.[49] Dat is dan een gevolg van de heftige ontstekingsreactie van het lichaam zelf, en niet het gevolg van de door het virus veroorzaakte schade aan het hart. Maar voor zowel COVID-19 als ook de vaccinatie met de mRNA-vaccins mag bewezen worden geacht dat zij een myocarditis kunnen veroorzaken. Voor beide oorzaken is hiervoor voldoende onderbouwing met studies waarin pathologisch onderzoek op hartspierweefsel de diagnose bevestigt.[50] [51] [52] [53] Dit pathologisch onderzoek is nodig om de diagnose myocarditis met zekerheid te kunnen stellen, en om uit te kunnen sluiten dat de hartschade door andere oorzaken is ontstaan.
Met het voortschrijden van de tijd is het nagenoeg onmogelijk om nieuwe betrouwbare data te verkrijgen of het nu COVID-19, of vaccinatie met de mRNA-vaccins van Moderna en Pfizer/BioNTech is, die de hoogste kans geeft op een myocarditis/ pericarditis. Zo zijn er waarschijnlijk vrijwel geen mensen meer die nog niet in aanraking zijn geweest met SARS-CoV-2. Verder is er de reële mogelijkheid dat de kans op een myocarditis/ pericarditis na vaccinatie afhankelijk is van het doormaken van een voorafgaande infectie. Het is goed mogelijk dat die kans toeneemt als men de infectie al heeft doorgemaakt, zoals dat ook het geval is met de kans op een myocarditis/ pericarditis na vaccinatie, waarbij die kans na de 2e injectie bij benadering vier keer zo hoog is als na de 1e. Dit geldt met name voor het vaccin van Moderna, die zowel voor de primaire vaccinatiereeks (100ug) als voor de booster (50ug) een hogere dosis LNP-mRNA bevat dan het vaccin van Pfizer (30ug). In het geval van een re-infectie na vaccinatie of een eerder doorgemaakte infectie is de immuunrespons krachtiger en komt sneller op gang, met als gevolg dat het virus sneller geklaard wordt. Hiermee wordt de hoeveelheid virus dat het lichaam binnen kan dringen kleiner en de duur van de aanwezigheid van het virus in het lichaam korter. Maar dit geldt niet voor het vaccin na het doormaken van de infectie. Hoewel hier geen gegevens over bestaan, is het weinig aannemelijk dat een eerdere infectie van invloed is op de distributie van de mRNA-vaccins in het lichaam, en is het weinig aannemelijk dat de duur van de expressie van het spike-eiwit door een eerdere infectie verkort wordt, aangezien het immuunsysteem het vaccin, in de vorm van het spike-eiwit, pas ‘ziet’ nadat het door lichaamseigen cellen op de celmembraan tot expressie wordt gebracht. En het is goed om in herinnering te brengen dat de formulering van het vaccin zo is, dat het mRNA van het vaccin in iedere willekeurige cel afgeleverd kan worden.[54] Daarnaast is het hart het eerste station dat door het vaccin gepasseerd wordt, en dit orgaan zal dan ook aan de hoogste dosering blootgesteld worden, behoudens de spier ter plaatse van de injectie.
Verder is nu duidelijk dat het mRNA van de vaccins maandenlang aanwezig blijft in de lymfeklieren, en ook is bekend dat tot acht weken na toediening nog actief spike-eiwit ter plaatse geproduceerd wordt, afkomstig van het vaccin.[55] Wat voor gevolgen dat heeft voor de immuunrespons is onbekend. Het is goed mogelijk dat een herhaalde blootstelling aan een lichaamsvreemd eiwit, dat bovendien ook nog eens maandenlang in het lichaam aanwezig blijft, leidt tot een steeds agressievere reactie van het immuunsysteem. Maar het is ook mogelijk dat het immuunsysteem als het ware ‘uitgekeken raakt’ op dit eiwit en er niet meer, of veel minder hevig op reageert. Dat kan door twee mechanismen verklaard worden: het ene fenomeen heet in de immunologie ‘anergie’, het andere ‘uitputting’. Beide fenomenen worden slechts deels begrepen, zoals zoveel over het functioneren van het immuunsysteem nog niet duidelijk is. Anergie wordt gedefinieerd als een verminderde reactie van T-cellen op een hernieuwde blootstelling aan een antigeen. Uitputting van T-cellen is een fenomeen dat voor het eerst beschreven werd bij mensen met chronische virale infecties. In beide gevallen speelt langdurige stimulatie met hetzelfde antigeen een rol, maar de fase van ontwikkeling van de T-cel waarin deze fenomenen optreden en de omstandigheden waarin de T-cel verkeert is verschillend.[56] Voor diegenen die van mening zijn dat we het immuunsysteem door en door kennen, is het wellicht goed om referentie 46 grondig door te nemen en te lezen wat we allemaal nog niet weten over dit uitermate complexe systeem, dat veel meer doet dan alleen het bestrijden van infecties, maar bijvoorbeeld ook een belangrijke rol speelt bij de ‘immunosurveillance’ ter voorkoming van kanker. En dan gaat dit artikel alleen nog maar over de verschillende T-cellen. Die cellen zijn weliswaar een belangrijke en centrale schakel in het symfonieorkest van het immuunsysteem, maar vormen desondanks slechts een beperkt deel van het muzikantenkorps.
De studies die sinds mijn blog verschenen zijn over myocarditis/ pericarditis als bijwerking van de mRNA-vaccins hebben nog steeds een aantal tekortkomingen. Sommige data zijn afkomstig uit passieve registratiesystemen, waarbij de bereidwilligheid van artsen om de bewuste bijwerking te melden de kritieke factor is.[57] Ook in deze studies wordt over het algemeen een myocarditis/ pericarditis gediagnosticeerd op basis van strenge criteria, en hiermee zullen dan ook vooral de klassieke presentaties herkend worden.[58] Milde en atypische uitingen van een myocarditis/ pericarditis zullen waarschijnlijk gemist worden, waarmee het aannemelijk is dat ook deze getallen een onderschatting geven van het werkelijke aantal. In ieder geval wordt uit de meer recente studies duidelijk dat het aantal gevallen van een myocarditis/ pericarditis veel hoger is dan de eerste schattingen wilden doen geloven. In de hiernavolgende bespreking van de verschillende studies zal ik me grotendeels beperken tot de myocarditis en laat de pericarditis verder relatief onbesproken, omdat dit qua prognose de gevaarlijkste van de twee aandoeningen is. Maar in de meeste studies liggen de cijfers voor myocarditis en pericarditis als gevolg van vaccinatie met de mRNA-vaccins in dezelfde orde van grootte.
In een grote cohortstudie van 23 miljoen inwoners uit vier Scandinavische landen werd het aantal gevallen van myocarditis veroorzaakt door vaccinatie met een mRNA-vaccin bij jongens en jonge mannen, in de leeftijd van 16 t/m 24 jaar, voor Pfizer geschat op 5,5 gevallen per 100.000 gevaccineerden, en voor Moderna op 18,4 per 100.000, waarbij de kans om dit te ontwikkelen respectievelijk 5,3 en 13,8 keer zo hoog was in vergelijking met een ongevaccineerde persoon in deze leeftijdsgroep.[59] Opvallend in deze studie is dat de combinatie van vaccinatie met het vaccin van Pfizer/BioNTech, gevolgd door een vaccinatie met het vaccin van Moderna verreweg het hoogste risico geeft, een effect dat in elke leeftijdsgroep teruggevonden wordt: in de leeftijdsgroep van 16 t/m 24 jaar is dat risico 35,6 keer zo hoog als bij een ongevaccineerde, en leidt tot 27,5 gevallen van myocarditis per 100.000 gevaccineerden. Ook in deze studie is de kans op een myocarditis consistent hoger na de 2e prik dan na de 1e prik, zoals ook al uit eerdere studies gebleken was. Belangrijk om te benadrukken is dat het in deze studie gaat om gevallen van myocarditis waarbij de diagnose in het ziekenhuis werd gesteld. Dat geeft zeer waarschijnlijk een onderschatting van het totale aantal gevallen, waarbij milde en atypische gevallen niet herkend werden of niet in het ziekenhuis belanden. En nogmaals, zoals ik in mijn blog over de hartspierontsteking en ontsteking van het hartzakje uitgebreid uit de doeken heb gedaan, de prognose van een myocarditis is niet onveranderlijk goed, ook niet als de klinische presentatie mild is.
Ontleend aan referentie 57: myocarditis na vaccinatie met een mRNA-vaccin bij mannen in de leeftijdsgroepen 16 t/m 24 jaar en 25 t/m 39 jaar in vier Scandinavische landen.
In een grote Canadese cohortstudie waarbij 297 mensen met een myocarditis/pericarditis werden geidentificeerd, wordt het aantal gevallen van myocarditis/ pericarditis veroorzaakt door vaccinatie met het Pfizer/BioNTech-vaccin per 1 miljoen doses na de 2e prik, geschat op 97,3 gevallen in de leeftijdsgroep van jongens van 12 t/m 17 jaar, en op 59,6 gevallen in de leeftijdsgroep van mannen van 18 t/m 24 jaar. Voor het vaccin van Moderna is de schatting dat er per 1 miljoen doses na de 2e prik 299,5 gevallen van myocarditis/ pericarditis optreden in de leeftijdsgroep van mannen van 18 t/m 24 jaar.[60] Ook in deze studie was de kans op het optreden van myocarditis/ pericarditis na de 2e prik aanzienlijk hoger dan na de 1e prik. De data in deze studie zijn ontleend aan een passief registratiesysteem, en het is dan ook aannemelijk dat ook deze getallen een onderschatting zijn van het werkelijke aantal gevallen. Wel beperkten de auteurs hun analyse tot die gevallen die optraden na 1 juni 2021, om de mate van onderrapportage door het ontbreken van herkenning van een myocarditis/ pericarditis als bijwerking van vaccinatie te beperken, maar dit bleek in secundaire analyse met inclusie van de gevallen die optraden vóór 1 juni 2021 geen verschil te maken.
In een patiëntcontrole-onderzoek uit Frankrijk wordt eveneens een sterke relatie gevonden tussen vaccinatie met de mRNA-vaccins van Moderna en Pfizer/BioNTech enerzijds, en het optreden van myocarditis/ pericarditis anderzijds. In een patiëntcontrole-onderzoek worden mensen met een bepaalde ziekte, ‘gematched’ met mensen die de aandoening niet hebben, maar voor het overige zoveel mogelijk dezelfde kenmerken hebben, zoals bijvoorbeeld de leeftijd, het geslacht, bloeddruk, de BMI en onderliggende aandoeningen, behalve de risicofactor waar men in geïnteresseerd is. In dit specifieke geval werd de groep mensen die een myocarditis/ pericarditis doorgemaakt hadden, gematched met een gelijke groep mensen die geen myocarditis/ pericarditis doormaakte, waarbij de vaccinatiestatus de risicofactor is die men wilde onderzoeken. Als vaccinatie geen risicofactor zou zijn voor een myocarditis/ pericarditis, zou het percentage gevaccineerden in beide groepen ongeveer even hoog moeten zijn gedurende eenzelfde periode. Als dat niet zo is, en het aantal mensen dat kort voor het optreden van de myocarditis gevaccineerd wordt hoger is dan in de groep zonder myocarditis in dezelfde periode, is vaccinatie blijkbaar een risicofactor. Dat was dan ook wat deze studie vond. In de leeftijdsgroep van 18 t/m 24 jaar was de kans dat iemand in de voorafgaande zeven dagen voor de 2e keer gevaccineerd was met het vaccin van Pfizer/BioNTech voor mannen met een myocarditis 13 keer zo groot, en voor vrouwen met een myocarditis 9,6 keer zo groot, in vergelijking met een leeftijdsgenoot zonder myocarditis in dezelfde periode. Voor Moderna was in deze leeftijdsgroep de kans op een vaccinatie in de zeven dagen voorafgaande aan de 2e prik voor mannen met een myocarditis zelfs 44 keer en voor vrouwen 41 keer zo hoog, in vergelijking met een leeftijdsgenoot zonder myocarditis in dezelfde periode. Een opvallende bevinding is dat in deze studie in vrijwel elke leeftijdsgroep tot 50 jaar de kans verhoogd was dat iemand met een myocarditis in de voorafgaande zeven dagen gevaccineerd werd met een vaccin van Moderna of Pfizer/BioNTech, en dit gold zowel voor mannen en vrouwen. Overigens geldt ook voor deze studie dat het om gevallen van myocarditis ging waarbij de diagnose in het ziekenhuis werd gesteld. Ook hier zal er dan ook sprake zijn van onderschatting van het totaal aantal gevallen.
Ontleend aan referentie 58: de verhoogde kans (adjusted odds-ratio’s) op vaccinatie met een mRNA-vaccin van Pfizer/BioNTech of Moderna tussen mensen met een myocarditis en mensen zonder myocarditis in een case-control studie uit Frankrijk.
Zoals bovenstaande studies laten zien, lopen de schattingen van de incidentie van myocarditis na vaccinatie met de mRNA-vaccins in de jongere leeftijdsgroepen uiteen, maar deze zijn het hoogst voor jongens en jonge mannen in de leeftijdsgroepen tot 30 jaar. Maar zoals ik hierboven al enkele malen heb benoemd, waarschijnlijk gaat het om een onderschatting van het totale aantal gevallen. Dit wordt ook gesuggereerd door de resultaten van een kleine cohortstudie uit Thailand die inmiddels ook gepubliceerd is.[61] In deze studie worden in totaal 301 adolescenten (202 jongens, 99 meisjes) in de leeftijd van 13 t/m 18 jaar prospectief gevolgd tot 2 weken na de 2e vaccinatie met het vaccin van Pfizer/BioNTech. Daarbij werd systematisch onderzocht welke klachten en symptomen deze adolescenten ontwikkelden, of het hartfilmpje en de hartecho veranderingen lieten zien, of dat er afwijkingen gevonden werd bij laboratoriumonderzoek, waarbij specifiek gekeken werd naar markers voor hartschade. Uit deze studie komt een ander beeld naar voren: bij 202 jongens werd bij 1 van hen de klinische diagnose myocarditis gesteld, en bij twee van hen de diagnose pericarditis. En hoewel het om een kleine studie gaat, is het wellicht een vingerwijzing naar het mogelijke aantal gevallen dat gemist wordt in de eerder besproken studies. Daarbij moet worden opgemerkt dat de kans op myocarditis over het algemeen 2 tot 3 keer zo hoog is voor het vaccin van Moderna in vergelijking met het vaccin van Pfizer/BioNTech.
Overigens is er in deze studie veel te doen om vier ‘subklinische gevallen’ van een myocarditis die een verhoogd ‘high-sensitive cardiac troponin-T’ (hs-cTnT) laten zien. Ik vind die gevallen weinig overtuigend. Deze vier jongens hadden geen symptomen, en in de hele groep mannelijke adolescenten werden in totaal 606 troponinebepalingen uitgevoerd. Omdat de bovengrens van de normaalwaarde op het 99e percentiel gelegd wordt, zijn er statistisch dan al ruim 6 waarden te verwachten die boven dit afkappunt liggen.[62] De gemeten troponinewaarden bij twee van deze jongens zijn niet meer dan maximaal twee tot drie keer deze bovenwaarde, en bij de andere twee slechts marginaal verhoogd. Bovendien gaat het om een zeer sensitieve test, maar daarmee is onlosmakelijk verbonden dat de test niet bijzonder specifiek is. Bij geen van de vier was het CK-MB verhoogd, een minder sensitieve, maar wel meer specifieke bepaling. Bovendien worden dergelijke verhogingen van het hs-cTnT ook gezien bij influenza-infecties, waarbij de prognostische waarde van de bepaling beperkt is, zeker als het om minimale verhogingen gaat zoals bij deze vier adolescenten werden gemeten.[63] Ik denk dat als de coronacrisis ons iets geleerd zou moeten hebben, dat we niet al te veel aandacht moeten geven aan de uitkomsten van een diagnostische test, zeker niet als deze niet gepaard gaat met klachten of symptomen.
Conclusie
Samengevat weten we dat vaccinatie met de mRNA-vaccins waarschijnlijk leidt tot een daling van de ziektespecifieke sterfte aan COVID-19, maar we weten nu ook dat bij een hernieuwde analyse van de oorspronkelijke data uit de registratietrials geen daling van de totale sterfte wordt gevonden. En het is die laatste uitkomstmaat, de all-cause mortality, die het zwaarst zou moeten wegen bij het beoordelen van de effectiviteit van vaccinatie. EnVerder laat een andere analyse van deze data zien dat de kans op ernstige bijwerkingen na vaccinatie groter is dan de daling van de kans op ziekenhuisopname door vaccinatie. Deze resultaten zouden tot de nodige twijfel moeten leiden wat betreft de afweging van het nut en de risico’s van de massale vaccinatiecampagnes, en zouden tot grote terughoudendheid moeten leiden bij het uitrollen van boostercampagnes. Maar zowel bij de overheid als bij de verantwoordelijke instanties is hier nog weinig van te merken.
Verder heb ik aannemelijk gemaakt dat er een forse onderschatting is van de inmiddels goed gedocumenteerde en meest frequentie bijwerking van vaccinatie met de mRNA-vaccins van Moderna en Pfizer/BioNTech, myocarditis/ pericarditis. En dan is er nog de reële mogelijkheid dat ‘niet-specifieke effecten’ van vaccinatie met een niet-levend vaccin, waartoe ook de mRNA-vaccins behoren, leiden tot een herprogrammering van het immuunsysteem, met als ongunstig gevolg dat gevaccineerden gevoeliger worden voor andere infecties. Of deze negatieve effecten er zijn, en hoe lang ze aan zouden kunnen houden is niet bekend. En wellicht heeft het mRNA-platform zijn eigen ‘niet-specifieke effecten’ op het immuunsysteem die andere niet-levende vaccins niet hebben. Duidelijk is in ieder geval dat het ‘lipid-nanoparticle’ zelf pro-inflammatoire effecten heeft, en leidt tot een herprogrammering van immuuncellen die tot het aangeboren immuunsysteem behoren, maar ook tot een veranderde respons van het adaptieve deel van het immuunsysteem kan leiden. Wat deze veranderingen voor gevolgen hebben voor de functie van het immuunsysteem op de langere termijn is niet bekend.[64] [65] Ook in dit opzicht blijkt de massale vaccinatiecampagne met de mRNA-vaccins een wetenschappelijk experiment dat zijn weerga niet kent.
Ontleend aan referentie 11: non-specifieke effecten van levend-verzwakte vaccins en niet-levende vaccins zoals ook de mRNA-vaccins van Pfizer/BioNTech en Moderna.
En als laatste is er dan nog de oversterfte, waarvan de officiële instanties niet kunnen zeggen waardoor deze veroorzaakt wordt, maar waarvan zij wel stellig beweren dat ze in ieder geval niet door de vaccinaties wordt veroorzaakt. En dat is een gedurfde uitspraak, omdat minstens drie studies laten zien dat de oversterfte nauwgezet de vaccinatierondes volgt. Natuurlijk zijn er vele factoren die bij kunnen dragen aan de waargenomen oversterfte, zoals toegenomen alcohol- en drugsgebruik en suïcides ten gevolge van de lockdowns, en de meest genoemde verklaring, de uitgestelde zorg. Maar geen van deze oorzaken verklaart de nauwe relatie tussen de vaccinatierondes en de waargenomen oversterfte.
Hoe dan ook, het is niet ondenkbaar dat de oversterfte kort na vaccinatie het ontbrekende gewicht is in de weegschaal die de voor- en nadelen van vaccinatie tegen elkaar afweegt. En daarmee komen we bij de belangrijkste vragen. Heeft vaccinatie met de mRNA-vaccins ook negatieve effecten die een verhoogde kans geven om te overlijden kort na vaccinatie? Of wellicht op de langere termijn? Mogelijke verklaringen zijn er genoeg: als gezegd, het is goed mogelijk dat het aantal gevallen van een milde hartspierontsteking veel hoger is dan aangenomen, en dat een deel van die mensen overlijdt ten gevolge van een hartritmestoornis, zeker bij mensen die hiervoor toch al een hoger risico hadden, zoals bijvoorbeeld mensen met een doorgemaakt hartinfarct. Dat is in lijn met de analyse van de Food and Drug Administration (FDA) die al in juli 2021 vier potentiële ernstige bijwerkingen signaleerde in de leeftijdsgroep boven de 65 jaar die het Pfizer/BioNTech vaccin hadden gekregen: acuut myocardinfarct, longembolie, diffuse intravasale stolling en een thrombocytopenie.[66] De eerste twee kunnen zich manifesteren als een acute hartstilstand. En het is eveneens in lijn met onderzoek uit Israël dat gepubliceerd werd in Nature. Deze studie naar het verband tussen de vaccinatieronden en het aantal spoedmeldingen, laat een stijging van 25% zien in het aantal spoedmeldingen van een acuut hartinfarct en acute hartstilstand in de leeftijdsgroep van 16 t/m 39 jaar. De stijging was nauw gerelateerd aan de 1e en 2e vaccinatieronde in Israël, maar liet geen relatie zien met de actuele besmettingscijfers.[67] Natuurlijk bewijst deze studie geen oorzakelijk verband, maar het zou op zijn minst een waarschuwingssignaal moeten zijn, en reden om verdere vaccinatierondes van mensen die een laag risico lopen op ernstige ziekte of overlijden ten gevolge van COVID-19 onmiddellijk te staken. En bovenal: mensen eerlijk voor te lichten over de stand van zaken, iets dat tot nu toe verzaakt werd door de verantwoordelijke bewindslieden, beleidsmakers en vooral ook door een groot deel van de artsen.
En hoe zit het met de ‘non-specifieke’ effecten van vaccinatie? Spelen die wellicht een rol? Het gaat om een niet-levend vaccin; zouden de mRNA-vaccins, met hun langdurige expressie van het spike-eiwit in de lymfklieren kunnen leiden tot het besproken mechanisme van de T-cel-tolerantie door anergie of uitputting? Of leidt het LNP-deeltje tot een suppressie van de functie van het aangeboren immuunsysteem, en op die manier tot een verhoogde vatbaarheid voor andere infecties? Zouden deze fenomenen kunnen leiden tot een stijging van de algemene sterfte? Het simpele feit is dat we het niet weten, omdat de registratiestudies niet geschikt waren om op deze vragen antwoord te geven.
Feit is dat alle twijfel en iedere kritiek gesmoord wordt door de inquisitie van diverse vaccinatiefanatici, in de waan dat eenieder die zich kritisch uit over de mRNA-vaccins een hardcore antivaxxer is. En dat begint zijn wrange vruchten af te werpen. De massale propagandacampagne, opgezet met behulp van de Denktank Desinformatie, om vaccinatie als enig juiste strategie dwingend aan de bevolking op te leggen, en alle critici agressief het zwijgen op te leggen, heeft alleen maar averechts gewerkt.[68] De vaccinatiegraad van het Rijksvaccinatieprogramma is in de afgelopen twee jaren gedaald met 1 tot 2%, terwijl deze zich in 2019 leek te herstellen. En mochten de nadelen van de mRNA-vaccins op termijn voor een groot deel van de bevolking veel groter blijken te zijn dan de voordelen, zal de schade aan het vertrouwen in de publieke gezondheidszorg en specifiek in het Rijksvaccinatieprogramma niet te overzien zijn. Daarom is het uitermate dom en erg gevaarlijk het bestaan van vaccinatieschade en vaccinatiedoden te ontkennen. Iedere medische behandeling heeft zijn prijs, ook in menselijk leed, door het veroorzaken van iatrogene schade, waaronder ook ernstige ziekte en overlijden. Wie dat ontkent heeft niets van het medisch vak begrepen. En het is niet voor niets dat de meest fanatieke vaxbrullers geen artsen zijn, al heeft ook de medische beroepsgroep meer dan haar steentje bijgedragen aan het verketteren van de critici en twijfelaars.
Wat duidelijk mag zijn is dat de massale vaccinatiecampagne niet heeft gebracht wat de wereld ervan verwachtte, ondanks het feit dat vele vragen die ik en velen met mij nog voor de start hiervan gesteld hebben, en waarop wij geen antwoord kregen. Antwoorden die simpelweg niet gegeven konden worden omdat de benodigde data er niet waren. De samenvatting is dat vaccinatie met de mRNA-vaccins waarschijnlijk beschermt tegen ernstige ziekte en overlijden aan COVID-19, maar dit vertaalt zich vooralsnog niet naar een daling van de algemene sterfte zoals de studie van Benn et al. laat zien. Bovendien neemt het beschermend effect op deze uitkomstmaten in de tijd af, waarbij het beschermend effect tegen ‘symptomatische ziekte’ na enkele maanden daalt tot nul. Het effect op de transmissie, als het al betrouwbaar onderzocht zou kunnen worden, was bescheiden en bovendien tijdelijk. En de bijwerkingen, met als meest opvallende myocarditis/ pericarditis bij jongens en jonge mannen, zijn veel frequenter en ernstiger dan aanvankelijk ingeschat. De hele vaccinatiecampagne met de mRNA kan dan ook nauwelijks als succes worden opgevat, en in het beste geval is het middel niet erger dan de kwaal. En de tijd zal leren of dat zo blijft, of het middel uiteindelijk wél veel erger blijkt te zijn dan de kwaal.
Mocht uiteindelijk blijken dat de nadelen van de vaccinatie (veel) groter zijn dan de voordelen, heb ik oprecht te doen met de mensen die er in hun naïviteit vanuit gingen dat de overheid, beleidsmakers, Big-Pharma én vele medici het beste met hen voor hadden. Met de vaccinatiefanatici, die hun medemens het recht op lichamelijke autonomie wilden ontzeggen en hen desnoods onder dwang wilden laten vaccineren, heb ik echter geen enkel medelijden. Er is geen betere manier om hen duidelijk te maken dat zij voorzichtig hadden moeten zijn met de introductie van een experimentele vaccinatietechniek, dan ze de prijs voor hun roekeloosheid te laten betalen in de vorm van hun eigen leven of dat van hun kinderen.
Addendum
Rekenvoorbeelden qua berekening vaccineffectiviteit volgens het test-negative design: in het eerste rekenvoorbeeld zijn er 10.000 gevaccineerden en 10.000 ongevaccineerden. De aanname is dat de vaccineffectiviteit tegen besmettingen 90% (relatieve risicoreductie) is. Verder is in dit rekenvoorbeeld het percentage besmettingen bij ongevaccineerden 10% en bij gevaccineerden 1%. Als we aannemen dat de gebruikte testen 100% sensitief en specifiek zijn leidt dat tot de volgende berekening. En zo komen we inderdaad tot een vaccineffectiviteit van 90%.
Nu de harde realiteit. Nu gaan we uit van een test met een sensitiviteit van 70% en een specificiteit van 95%. Daarmee berekenen we het totale aantal positieve en negatieve testen bij zowel de gevaccineerden als ook de ongevaccineerden. Dat zien we in de volgende twee tabellen:
Deze getallen vullen we in bij de berekening van de vaccineffectiviteit:
Bij het gebruik van een test met een sensitiviteit van 70% en een specificiteit van 95% daalt de berekende vaccineffectiviteit van 90% naar 54%, een daling van maar liefst 34%.
Dan een rekenvoorbeeld waarbij de test een sensitiviteit van 95% heeft en een specificiteit van 70%.
De getallen vullen we opnieuw in bij de berekening van de vaccineffectiviteit:
Het resultaat bij deze testkenmerken is nog dramatischer: van de werkelijke beschermende waarde tegen besmettingen blijft nog slechts 23% over, een daling van 67%!
Deze berekeningen laat zien dat de berekening van de vaccineffectiviteit met behulp van diagnostische testen met een onvoldoende sensitiviteit en specificiteit tot volstrekt ridicule schattingen komt van de vaccineffectiviteit. In beide gevallen leidt het tot een forse onderschatting van de werkelijke effectiviteit. Maar als vervolgens blijkt dat het doormaken van een infectie beter beschermt tegen een besmetting draaien de getallen om: de vaccineffectiviteit wordt negatief, hetgeen niets anders wil zeggen dat gevaccineerden gemakkelijker besmet raken dan mensen die de infectie hebben doorgemaakt. En ook dan wordt het effect bij het gebruik van testen met suboptimale eigenschappen onderschat.
[1] Het Pfizer/BioNTech Vaccin tegen COVID19. De marktkramers van Big-Pharma. https://janbhommel.nl/het-pfizer-biontech-vaccin-tegen-het-sars-cov-2-virus/
[2] Het vaccin van Moderna tegen SARS-CoV-2. https://janbhommel.nl/het-vaccin-van-moderna-tegen-het-sars-cov-2-virus/
[3]Joseph Fraiman, Juan Erviti, Mark Jones, Sander Greenland, Patrick Whelan, Robert M. Kaplan, Peter Doshi. Serious adverse events of special interest following mRNA COVID-19 vaccination in randomized trials in adults. Vaccine 2022; ISSN 0264-410X https://doi.org/10.1016/j.vaccine.2022.08.036
[4] Benn, Christine Stabell and Schaltz-Buchholzer, Frederik and Nielsen, Sebastian and Netea, Mihai G. and Netea, Mihai G. and Aaby, Peter, Randomised Clinical Trials of COVID-19 Vaccines: Do Adenovirus-Vector Vaccines Have Beneficial Non-Specific Effects? SSRN: https://ssrn.com/abstract=4072489 or http://dx.doi.org/10.2139/ssrn.4072489
[5] Jackson ML, Nelson JC. The test-negative design for estimating influenza vaccine effectiveness. Vaccine. 2013;31(17):2165-2168. doi:10.1016/j.vaccine.2013.02.053
[6] Verani JR, Baqui AH, Broome CV, et al. Case-control vaccine effectiveness studies: Preparation, design, and enrollment of cases and controls. Vaccine. 2017;35(25):3295-3302. doi:10.1016/j.vaccine.2017.04.037
[7] Dean NE, Hogan JW, Schnitzer ME. Covid-19 Vaccine Effectiveness and the Test-Negative Design. N Engl J Med. 2021;385(15):1431-1433. doi:10.1056/NEJMe2113151
[8] Fukushima W, Hirota Y. Basic principles of test-negative design in evaluating influenza vaccine effectiveness. Vaccine. 2017;35(36):4796-4800. doi:10.1016/j.vaccine.2017.07.003
[9] Vandenbroucke JP, Pearce N. Test-Negative Designs: Differences and Commonalities with Other Case-Control Studies with “Other Patient” Controls. Epidemiology. 2019;30(6):838-844. doi:10.1097/EDE.0000000000001088
[10] Ritz N, Mui M, Balloch A, Curtis N. Non-specific effect of Bacille Calmette-Guérin vaccine on the immune response to routine immunisations. Vaccine. 2013;31(30):3098-3103. doi:10.1016/j.vaccine.2013.03.059
[11] Benn CS, Fisker AB, Rieckmann A, Sørup S, Aaby P. Vaccinology: time to change the paradigm? Lancet Infect Dis. 2020 Oct;20(10):e274-e283. doi: 10.1016/S1473-3099(19)30742-X. Epub 2020 Jul 6. PMID: 32645296.
[12] Netea MG, Domínguez-Andrés J, Barreiro LB, et al. Defining trained immunity and its role in health and disease. Nat Rev Immunol. 2020;20(6):375-388. doi:10.1038/s41577-020-0285-6
[13] Peter Aaby, Mihai G Netea, Christine S Benn. Beneficial non-specific effects of live vaccines against COVID-19 and other unrelated infections. The Lancet Infectious Diseases; 2022: ISSN 1473-3099. https://doi.org/10.1016/S1473-3099(22)00498-4.
[14] Ioannidis JPA. Factors influencing estimated effectiveness of COVID-19 vaccines in non-randomised studies. BMJ Evidence-Based Medicine Published Online First: 25 March 2022. doi: 10.1136/bmjebm-2021-111901
[15] A literature-review and meta-analysis on the effects of lockdowns on COVID-19 mortality – II. May 2022. https://sites.krieger.jhu.edu/iae/files/2022/06/A-Systematic-Review-and-Meta-Analysis-of-the-Effects-of-Lockdowns-of-COVID-19-Mortality-II.pdf?file=2022/05/A-Systematic-Review-and-Meta-Analysis-of-the-Effects-of-Lockdowns-of-COVID-19-Mortality-II.pdf
[16] Onkruid in de Wetenschapstuin. https://janbhommel.nl/onkruid-in-de-wetenschapstuin/
[17] Ioannidis JPA. Over- and under-estimation of COVID-19 deaths. Eur J Epidemiol. 2021 Jun;36(6):581-588. doi: 10.1007/s10654-021-00787-9. Epub 2021 Jul 28. PMID: 34322831; PMCID: PMC8318048.
[18] Dinnes J, Deeks JJ, Adriano A, et al. Rapid, point-of-care antigen and molecular-based tests for diagnosis of SARS-CoV-2 infection. Cochrane Database Syst Rev. 2020;8(8):CD013705. Published 2020 Aug 26. doi:10.1002/14651858.CD013705
[19] De Hogepriesters van het OMT. https://janbhommel.nl/de-hogepriesters-van-het-omt/
[20] Altarawneh HN, Chemaitelly H, Ayoub HH, et al. Effects of Previous Infection and Vaccination on Symptomatic Omicron Infections. N Engl J Med. 2022;387(1):21-34. doi:10.1056/NEJMoa2203965
[21] Protection of COVID-19 vaccination and previous infection against Omicron BA.1, BA.2 and Delta SARS-CoV-2 infections. https://doi.org/10.1101/2022.02.06.22270457
[22] Risk of Hospitalization, severe disease and mortality due to COVID-19 and PIMS-TS in children with SARS-CoV-2 infection in Germany.
[23] Russell MW, Moldoveanu Z, Ogra PL, Mestecky J. Mucosal Immunity in COVID-19: A Neglected but Critical Aspect of SARS-CoV-2 Infection. Front Immunol. 2020;11:611337. Published 2020 Nov 30. doi:10.3389/fimmu.2020.611337
[24] Focosi D, Maggi F, Casadevall A. Mucosal Vaccines, Sterilizing Immunity, and the Future of SARS-CoV-2 Virulence. Viruses. 2022 Jan 19;14(2):187. doi: 10.3390/v14020187. PMID: 35215783; PMCID: PMC8878800.
[25] Mouliou DS, Dardiotis E. Current Evidence in SARS-CoV-2 mRNA Vaccines and Post-Vaccination Adverse Reports: Knowns and Unknowns. Diagnostics (Basel). 2022 Jun 26;12(7):1555. doi: 10.3390/diagnostics12071555. PMID: 35885461; PMCID: PMC9316835.
[26] Murata K, Nakao N, Ishiuchi N, et al. Four cases of cytokine storm after COVID-19 vaccination: Case report. Front Immunol. 2022;13:967226. Published 2022 Aug 15. doi:10.3389/fimmu.2022.967226
[27] Ameratunga R, Woon ST, Sheppard MN, et al. First Identified Case of Fatal Fulminant Necrotizing Eosinophilic Myocarditis Following the Initial Dose of the Pfizer-BioNTech mRNA COVID-19 Vaccine (BNT162b2, Comirnaty): an Extremely Rare Idiosyncratic Hypersensitivity Reaction. J Clin Immunol. 2022;42(3):441-447. doi:10.1007/s10875-021-01187-0
[28] Hoshino N, Yanase M, Ichiyasu T, et al. An autopsy case report of fulminant myocarditis: Following mRNA COVID-19 vaccination [published online ahead of print, 2022 Jul 4]. J Cardiol Cases. 2022;10.1016/j.jccase.2022.06.006. doi:10.1016/j.jccase.2022.06.006
[29] Rodríguez Y, Rojas M, Beltrán S, et al. Autoimmune and autoinflammatory conditions after COVID-19 vaccination. New case reports and updated literature review [published online ahead of print, 2022 Aug 24]. J Autoimmun. 2022;132:102898. doi:10.1016/j.jaut.2022.102898
[30] De Doorgedraaide Vaccinatiestaat. Jan B. Hommel. https://janbhommel.nl/de-doorgedraaide-vaccinatiestaat/
[31] Altarawneh HN, Chemaitelly H, Ayoub HH, et al. Effects of Previous Infection and Vaccination on Symptomatic Omicron Infections. N Engl J Med. 2022;387(1):21-34. doi:10.1056/NEJMoa2203965
[32] Abu-Raddad LJ, Chemaitelly H, Bertollini R; National Study Group for COVID-19 Epidemiology. Severity of SARS-CoV-2 Reinfections as Compared with Primary Infections. N Engl J Med. 2021;385(26):2487-2489. doi:10.1056/NEJMc2108120
[33] Joseph Fraiman, Juan Erviti, Mark Jones, Sander Greenland, Patrick Whelan, Robert M. Kaplan, Peter Doshi. Serious adverse events of special interest following mRNA COVID-19 vaccination in randomized trials in adults. Vaccine 2022; ISSN 0264-410X https://doi.org/10.1016/j.vaccine.2022.08.036
[34] Benn, Christine Stabell and Schaltz-Buchholzer, Frederik and Nielsen, Sebastian and Netea, Mihai G. and Netea, Mihai G. and Aaby, Peter, Randomised Clinical Trials of COVID-19 Vaccines: Do Adenovirus-Vector Vaccines Have Beneficial Non-Specific Effects? SSRN: https://ssrn.com/abstract=4072489 or http://dx.doi.org/10.2139/ssrn.4072489
[35] Kuhbandner, Christof & Reitzner, Matthias. (2022). Excess mortality in Germany 2020-2022. 10.13140/RG.2.2.27319.19365.
[36] Neil, Martin & Fenton, Norman & Smalley, Joel & Craig, Clare & Guetzkow, Joshua & McLachlan, Scott & Engler, Jonathan & Rose, Jessica. (2021). Latest statistics on England mortality data suggest systematic mis-categorisation of vaccine status and uncertain effectiveness of Covid-19 vaccination. 10.13140/RG.2.2.14176.20483.
[37] Meester, Ronald & Aukema, Wouter & Schetters, Theo. (2021). COVID-19 vaccinations and mortality – a Bayesian analysis. 10.13140/RG.2.2.34443.21285.
[38] Kuhbandner, Christof & Reitzner, Matthias. (2022). Excess mortality in Germany 2020-2022. 10.13140/RG.2.2.27319.19365.
[39] Pálinkás A, Sándor J. Effectiveness of COVID-19 Vaccination in Preventing All-Cause Mortality among Adults during the Third Wave of the Epidemic in Hungary: Nationwide Retrospective Cohort Study. Vaccines (Basel). 2022;10(7):1009. Published 2022 Jun 24. doi:10.3390/vaccines10071009
[40] Trougakos IP, Terpos E, Alexopoulos H, et al. Adverse effects of COVID-19 mRNA vaccines: the spike hypothesis. Trends Mol Med. 2022;28(7):542-554. doi:10.1016/j.molmed.2022.04.007
[41] Naasani, I. Establishing the Pharmacokinetics of Genetic Vaccines is Essential for Maximising their Safety and Efficacy. Clin Pharmacokinet 61, 921–927 (2022). https://doi.org/10.1007/s40262-022-01149-8
[42] Smith R. Classical peer review: an empty gun. Breast Cancer Res. 2010;12 Suppl 4(Suppl 4):S13. Published 2010 Dec 20. doi:10.1186/bcr2742
[43] Smith, C., Odd, D., Harwood, R. et al. Deaths in children and young people in England after SARS-CoV-2 infection during the first pandemic year. Nat Med 28, 185–192 (2022). https://doi.org/10.1038/s41591-021-01578-1
[44] Hartspierontsteking en ontsteking van het hartzakje na vaccinatie met mRNA-vaccins. Met de nadruk op kinderen en jongeren. https://janbhommel.nl/hartspierontsteking-en-ontsteking-van-het-hartzakje-na-vaccinatie-met-mrna-vaccins/
[45] Myocarditis na COVID19. Torturing the data until they speak. https://janbhommel.nl/myocarditis-na-covid19/
[46] Bendavid E, Mulaney B, Sood N, et al. COVID-19 antibody seroprevalence in Santa Clara County, California. Int J Epidemiol. 2021;50(2):410-419. doi:10.1093/ije/dyab010
[47] Ozieranski K, Tyminska A, Jonik S, et al. Clinically Suspected Myocarditis in the Course of Severe Acute Respiratory Syndrome Novel Coronavirus-2 Infection: Fact or Fiction?. J Card Fail. 2021;27(1):92-96. doi:10.1016/j.cardfail.2020.11.002
[48] Aquaro GD, Licordari R, Todiere G, et al. Incidence of acute myocarditis and pericarditis during the coronavirus disease 2019 pandemic: comparison with the prepandemic period. J Cardiovasc Med (Hagerstown). 2022;23(7):447-453. doi:10.2459/JCM.0000000000001330
[49] Kawakami R, Sakamoto A, Kawai K, et al. Pathological Evidence for SARS-CoV-2 as a Cause of Myocarditis: JACC Review Topic of the Week. J Am Coll Cardiol. 2021;77(3):314-325. doi:10.1016/j.jacc.2020.11.031
[50] Baumeier C, Aleshcheva G, Harms D, et al. Intramyocardial Inflammation after COVID-19 Vaccination: An Endomyocardial Biopsy-Proven Case Series. Int J Mol Sci. 2022;23(13):6940. Published 2022 Jun 22. doi:10.3390/ijms23136940
[51] Blagova O, Lutokhina Y, Kogan E, et al. Chronic biopsy proven post-COVID myoendocarditis with SARS-Cov-2 persistence and high level of antiheart antibodies [published online ahead of print, 2022 Jul 19]. Clin Cardiol. 2022;10.1002/clc.23886. doi:10.1002/clc.23886
[52] Ammirati E, Lupi L, Palazzini M, et al. Prevalence, Characteristics, and Outcomes of COVID-19-Associated Acute Myocarditis. Circulation. 2022;145(15):1123-1139. doi:10.1161/CIRCULATIONAHA.121.056817
[53] Kawano H, Motokawa T, Kurohama H, et al. Fulminant Myocarditis 24 Days after Coronavirus Disease Messenger Ribonucleic Acid Vaccination. Intern Med. 2022;61(15):2319-2325. doi:10.2169/internalmedicine.9800-22
[54] Di, J., Du, Z., Wu, K. et al. Biodistribution and Non-linear Gene Expression of mRNA LNPs Affected by Delivery Route and Particle Size. Pharm Res 39, 105–114 (2022). https://doi.org/10.1007/s11095-022-03166-5
[55] Röltgen K, Nielsen SCA, Silva O, et al. Immune imprinting, breadth of variant recognition, and germinal center response in human SARS-CoV-2 infection and vaccination. Cell. 2022;185(6):1025-1040.e14. doi:10.1016/j.cell.2022.01.018
[56] Eltanbouly, Mohamed & Noelle, Randolph. (2020). Rethinking peripheral T cell tolerance- checkpoints across a T cell’s journey. Nature Reviews Immunology. 21. 10.1038/s41577-020-00454-2.
[57] Krug A, Stevenson J, Høeg TB. BNT162b2 Vaccine-Associated Myo/Pericarditis in Adolescents: A Stratified Risk-Benefit Analysis. Eur J Clin Invest. 2022;52(5):e13759. doi:10.1111/eci.13759
[58] Le Vu, S., Bertrand, M., Jabagi, MJ. et al. Age and sex-specific risks of myocarditis and pericarditis following Covid-19 messenger RNA vaccines. Nat Commun 13, 3633 (2022). https://doi.org/10.1038/s41467-022-31401-5
[59] Karlstad Ø, Hovi P, Husby A, et al. SARS-CoV-2 Vaccination and Myocarditis in a Nordic Cohort Study of 23 Million Residents. JAMA Cardiol. 2022;7(6):600–612. doi:10.1001/jamacardio.2022.0583
[60] Buchan SA, Seo CY, Johnson C, et al. Epidemiology of Myocarditis and Pericarditis Following mRNA Vaccination by Vaccine Product, Schedule, and Interdose Interval Among Adolescents and Adults in Ontario, Canada. JAMA Netw Open. 2022;5(6): e2218505. doi:10.1001/jamanetworkopen.2022.18505
[61] Mansanguan S, Charunwatthana P, Piyaphanee W, Dechkhajorn W, Poolcharoen A, Mansanguan C. Cardiovascular Manifestation of the BNT162b2 mRNA COVID-19 Vaccine in Adolescents. Tropical Medicine and Infectious Disease. 2022; 7(8):196. https://doi.org/10.3390/tropicalmed7080196
[62] Xu RY, Zhu XF, Yang Y, Ye P. High-sensitive cardiac troponin T. J Geriatr Cardiol. 2013 Mar;10(1):102-9. doi: 10.3969/j.issn.1671-5411.2013.01.015. PMID: 23610580; PMCID: PMC3627711.
[63] Lippi G, Sanchis-Gomar F. Cardiac troponin elevation in patients with influenza virus infections. Biomed J. 2021;44(2):183-189. doi:10.1016/j.bj.2020.06.001
[64] Pre-exposure to mRNA-LNP inhibits adaptive immune responses and alters innate immune fitness in an inheritable fashion
Zhen Qin, Aurélie Bouteau, Christopher Herbst, Botond Z. Igyártó .bioRxiv 2022.03.16.484616; doi: https://doi.org/10.1101/2022.03.16.484616
[65] Föhse, F. & Geckin, Büsranur & Overheul, Gijs & Maat, Josephine & Kilic, Gizem & Bulut, Ozlem & Dijkstra, Helga & Lemmers, Heidi & Sarlea, S. & Reijnders, Maartje & Hoogerwerf, Jacobien & ten Oever, Jaap & Simonetti, Elles & van de Veerdonk, Frank & Joosten, Leo & Haagmans, Bart & Van Crevel, Reinout & Li, Yang & van Rij, Ronald & Netea, Mihai. (2021). The BNT162b2 mRNA Vaccine Against SARS-CoV-2 Reprograms Both Adaptive and Innate Immune Responses. SSRN Electronic Journal. 10.2139/ssrn.3839624.
[66] Initial Results of Near Real-Time Safety Monitoring of COVID-19 Vaccines in Persons Aged 65 Years and Older. U.S. Food & Drug Administration. https://www.fda.gov/vaccines-blood-biologics/safety-availability-biologics/initial-results-near-real-time-safety-monitoring-covid-19-vaccines-persons-aged-65-years-and-older
[67] Sun, C.L.F., Jaffe, E. & Levi, R. Increased emergency cardiovascular events among under-40 population in Israel during vaccine rollout and third COVID-19 wave. Sci Rep 12, 6978 (2022). https://doi.org/10.1038/s41598-022-10928-z
[68] Wob-documenten: 35 experts uit Denktank Desinformatie beïnvloeden het publiek over coronavaccins. https://danielvdtuin.substack.com/p/wob-documenten-denktank-desinformatie